Daniel Stoopendaal

Uit WaalwijkWiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Heilige Daan
Afbeelding gewenst
Persoonsgegevens
Naam Daniel Stoopendaal
Geboren Rotterdam, 18-07-1815
Overleden Waalwijk, 31-01-1888
Burgerlijke staat Gehuwd met Elisabeth Mulders en Hendrika van Loon
Overige gegevens
Beroep(en) Schoenmaker

Daniel (Heilige Daan) Stoopendaal (Rotterdam, 18 juli 1815 – Waalwijk, 31 januari 1888) was gehuwd met Elisabeth Mulders (1817-1848) en na haar overlijden met Hendrika van Loon (1822-1876). Met Elisabeth kreeg hij twee kinderen, met Hendrika zeven. Daniël Stoopendaal was schoenmaker van beroep. Na het overlijden van zijn tweede echtgenote en zes van zijn negen kinderen hield Daniel zich nog uitsluitend bezig met religieuze zaken en werd daarom door jong en oud ‘d’n heiligen Daon’ genoemd.

Inhoud

Brand

In 1811 trouwt Willem-Hendrik Stoopendaal uit Amsterdam in Waalwijk met de geboren Waalwijkse Johanna van Grevenbroek (1782-1822). Na de geboorte van twee dochters verhuist het stel naar Rotterdam, waar in 1815 Daniel zoon wordt geboren. Weer terug in Waalwijk krijgt Daniel nog twee zusjes, waarna in 1822 zijn moeder overlijdt. In 1824 wordt het gezin ook slachtoffer van de grote brand die op 25 juni een groot gedeelte van Waalwijk in de as legt.

Schoenmaker

In 1836 vestigt de dan 21-jarige Daniel zich als zelfstandig schoenmaker in Besoijen en trouwt in 1839 met Elisabeth Mulders. De zaken gaan zo goed dat hij een knecht kan aannemen. Maar begin maart 1840 slaat het noodlot weer toe. Door een hevige brand in Besoijen raken 17 gezinnen dakloos. Onder hen Daniel en de dan drie maanden zwangere Elisabeth. De schade aan winterprovisie en gemaakte schoenen bedraagt 38 gulden. Daniel gaat echter niet bij de pakken neerzitten; hij werkt stug door en kan het zich zelfs veroorloven om de knecht in dienst te houden. Een half jaar na de brand wordt zoon Willem geboren, twee jaar later gevolgd door een dochter. Het gezin verhuist rond 1845 naar de Kloostersteeg in Waalwijk waar Daniel op grond die eigendom is van Hendrik Metman zelf een huisje bouwt, op de plek waar nu het filiaal van Kruidvat is gevestigd.[1] Korte tijd later krijgt het jonge gezin een grote klap te verwerken: op 18 december 1848 overlijdt echtgenote en moeder Elisabeth. Zij is dan pas 31.


Hypotheek

Anderhalf jaar later hertrouwt Daniel met Hendrika van Loon uit Gilze en begin 1852 verhuist de familie naar Schiedam; het huisje in Waalwijk wordt voor 500 gulden verkocht aan bakker Gerardus Vermeer [2] Via Amsterdam arriveren de Stoopendaals in 1861 weer in Waalwijk. Van de weduwe Vermeer wordt het vroegere huisje teruggekocht. De prijs is hetzelfde gebleven, maar het huisje wordt nu omschreven als ‘bouwvallig.’ De hypotheek wordt afgesloten bij de dames Witlox, winkeliersters te Waalwijk. Zij zijn de zusjes van Cornelis Anthony Witlox, die leerlooier, kassier en commissionair in effecten is. Nadat eerder al zes van zijn negen kinderen waren overleden, wordt Daniel vervolgens in 1876 voor de tweede maal weduwnaar.

Naar de Meerdijk

Het lijkt erop dat hij vanaf dat moment geen raad meer weet met zijn verdriet. De hypotheek wordt niet meer betaald en in 1877 laat Witlox namens zijn zussen het door Daniel Stoopendaal bewoonde huisje openbaar verkopen.[3] Ondanks diverse ‘minnelijke aanmaningen’ van de deurwaarder en een aantal gerechtelijke bevelen weigert Daniel het huisje te ontruimen. De nieuwe eigenaar, Cornelis van Ree, spant een rechtszaak aan. Uiteraard wint Van Ree die zaak en eind augustus wordt ‘onze Daan’ dan daadwerkelijk met zijn spullen uit het huisje gezet. Zijn inboedel wordt buiten aan de weg gelegd en Daniel gaat erbij zitten. Op 6 september wordt de situatie besproken in de vergadering van burgemeester en wethouders, waarbij besloten wordt Stoopendaal acht dagen de tijd te geven om een onderkomen te zoeken. Zijn kinderen bieden hem onderdak aan, maar Daniel slaat dat aanbod af en blijft op straat bivakkeren. Op last van de burgemeester brengt veldwachter Van Loon het ‘inboedeltje en enige planken en stukken hout’ acht dagen later naar een plek aan het einde van de Kloostersteeg, nabij de Meerdijk. [4]

Grotestraat 148, het voormalige woonhuis van de familie Witlox. In dit pand was ook nog enige tijd het Schoenenmuseum gehuisvest (GAW, Foto’s, inv.nr.71753, foto J. de Bont).

Consternatie

Op vrijdag 21 september 1877 is Waalwijk al vroeg in rep en roer. Rond een uur of zes ’s ochtends trekt gemeentegeneesheer Van de Velde al bij burgemeester Van der Klokken aan de bel om te melden dat Daniel Stoopendaal op de stoep voor het huis van Witlox ligt. Op een kleine gordel om zijn middel na, blijkt hij volkomen naakt te zijn. Hij heeft een baard van enkele weken, op zijn hoofd draagt hij een doornen kroon, om zijn hals een ‘Paternoster’ en hij ligt op een eikenhouten kruis. De burgemeester gelast de commandant van de marechaussee om Daniel onmiddellijk in hechtenis te nemen. De commandant spoedt zich ter plaatse, constateert dat Daniel niet van zins is zijn vragen te beantwoorden, wikkelt hem in een deken en brengt hem naar het huis van bewaring. Op verzoek van de burgemeester stelt de gemeentegeneesheer nog dezelfde dag een onderzoek in naar Daniels verstandelijke vermogens. Daar blijkt niets mis mee te zijn en dus wordt Stoopendaal ’s avonds om acht uur weer in vrijheid gesteld. [5]


Hut

In de overtuiging dat de plek op de hoek van de Kloosterweg en de Meerdijk, waar de veldwachter begin september zijn spullen heeft neergelegd, hem door de burgemeester is toegewezen, bouwt Daniel aldaar van planken en zoden een hutje. Hij zet er een kachel in en maakt op de grond een ‘legerstede.’ Het hutje –men kan er niet rechtop in staan- heeft geen ramen en ventilatie is er alleen als het kleine deurtje openstaat. De burgemeester zit duidelijk met de situatie in zijn maag. Hij laat Stoopendaal in januari 1878 aanzeggen dat het ‘getimmerte’ binnen acht dagen opgeruimd dient te worden. De veldwachter wordt er daarna nog enkele malen op uit gestuurd om proces-verbaal op te maken, maar de officier van justitie ziet geen reden om tot vervolging over te gaan. In zijn schamele onderkomen krijgt Daniel datzelfde jaar nog bericht van het overlijden van zijn twee zonen, Johannes en Antonius. Van zijn negen kinderen rest hem dan alleen nog dochter Elisabeth.

Inspecteur

In augustus 1878 uit de Inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht voor Noord-Brabant en Limburg zijn zorgen over het ‘hok’ waarin Daniel Stoopendaal verblijft en verzoekt het gemeentebestuur het ‘harde lot van dien mensch te verbeteren en zijn onhoudbare toestand tenminste dragelijk te maken.’ De secretaris antwoordt dat Daniel vrijwillig in armoede leeft en dat herhaaldelijk is geprobeerd hem tot inkeer te brengen, maar steeds tevergeefs. Burgemeester en wethouders, zo blijkt uit de brief, zouden de inspecteur dankbaar zijn voor suggesties om de situatie op te lossen. Vervolgens blijft het een jaar stil. Tot de inspecteur zich weer meldt met de mededeling dat hij geconstateerd heeft dat Daniel Stoopendaal nog steeds in het ‘hok, voor woning onbruikbaar’ verblijft. Burgemeester en wethouders sturen er dan de veldwachter maar weer eens op uit om proces-verbaal op te maken. Dat proces-verbaal wordt met een kopie van de brief van de inspecteur naar het openbaar ministerie gestuurd. [6] En ditmaal wordt er doorgepakt. Op 23 januari 1880 moet Daniel voor de rechter verschijnen omdat hij met zijn hut ‘een gedeelte of strook grond behorende tot de kanten of zijberm van de openbare weg genaamd de Kloostersteeg inneemt en blijft innemen.’De officier eist een geldboete van 20 gulden of een gevangenisstraf van vijf dagen. De kantonrechter ziet het geval wat minder zwaar en legt een boete van fl 2,50 of een gevangenisstraf van twee dagen op. Daniel betaalt de boete niet en moet dus twee dagen ‘zitten.’

Tuin

Onze kluizenaar trekt inmiddels steeds meer nieuwsgierige kijkers en bezoekers. In het voorjaar van 1882 heeft hij daar genoeg van en voorziet zijn vermeende territorium van een omheining. Hij legt een dijk van aarde rondom de hut aan. In die dijk plaatst hij drie uiteinden van telegraafpalen die hij met ijzeren repen aan elkaar verbindt en hij plant een doornen heg. In zijn aldus ontstane tuin zaait en plant hij verschillende soorten groenten, vruchtenboompjes, heesters en zelfs bloemen. Op 13 mei krijgt Daniel andermaal veldwachter Van Loon op bezoek, die voor de zoveelste keer proces-verbaal opmaakt. Het openbaar ministerie reageert per omgaande en verzoekt de marechaussee om een nader onderzoek. Dat onderzoek vindt plaats op 22 juni en drie weken later ontvangt Daniel Stoopendaal, ‘hutbewoner of eremiet te Waalwijk,’ een dagvaarding om de volgende dag voor de kantonrechter te verschijnen. Het vonnis luidt vijf gulden boete of twee dagen hechtenis. Wederom wordt er niet betaald en dus verblijft Daniel op 9 en 10 november 1882 andermaal achter de tralies.

Op kamers

Als Daniel in oktober of november van het jaar 1884 weer eens op bedevaart is, brandt zijn hut af. [7] Hij verhuist dan naar een paar bovenkamers ‘in de straat.[8] Medio januari 1888 laat hij zijn dochter roepen. Hij geeft haar door de half geopende deur ter afscheid de hand en vertelt haar dat hij van nu af aan voor niemand meer te spreken is omdat hij ‘ten hemel gaat varen.’ Op 31 januari vinden zijn huisgenoten hem tegen de middag dood op zijn kamer.


Appendix

Bronnen


Ineke van den Houdt Swinkels, Heilige Daan, De Klopkei (35e jaargang, 2e kwartaal 2011).

Voetnoten


  1. Notarieel archief Waalwijk (NAW), inv.nr. 256, akte d.d. 19 april 1852.
  2. Idem.
  3. Brabants Historisch Informatie Ccentrum (BHIC), Advocaat Schlesinger en P. en W.A. Verhellouw, 1820 – 1882, inv.nr. 281.
  4. SALHA, Gemeentebestuur Waalwijk 1816-1921 (GW), Notulen vergaderingen B&W, inv.nr. 24 en Correspondentie, inv.nr. 156.
  5. GW, Correspondentie, inv.nr.171.
  6. GW, Correspondentie burgemeester, inv.nr. 171.
  7. GW, Correspondentie, inv.nr. 158.
  8. Wanneer vroeger sprake was van ‘in de straat’ dan bedoelde men de Grotestraat.
Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen