Maria Pieternella Verschuren

Uit WaalwijkWiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Mie Pol- Verschuren
Collectie SALHA, fotonr.71359.
Collectie SALHA, fotonr.71359.
Persoonsgegevens
Naam Maria Pieternella Verschuren
Geboren Sprang, 24-02-1886
Overleden Vught, 01-03-1950
Burgerlijke staat Gehuwd met Dirk Adrianus Pol
Overige gegevens
Beroep(en) Fruitverkoopster

Maria Pieternella (Mie) Verschuren (Sprang, 24 februari 1886 – Vught, 1 maart 1950), beter bekend als Mie Pol, was een dochter van veldarbeider Bastiaan Verschuren en Ardina Wijgaers. Zij trouwde op 20 februari 1908 in Sprang met Dirk Adrianus Pol. Mie verkocht fruit, zowel vanuit een winkeltje in haar huis aan de Kloosterwerf als vanaf haar handkar, waarmee ze klanten thuis bezocht en present was bij allerlei evenementen.

Vanaf haar dertiende jaar werkte Mie in diverse plaatsen in het land als dienstbode. Vanuit Haarlem keerde ze op 13 december 1907 terug in Sprang en trad daar twee maanden later in het huwelijk met Dirk Adrianus Pol. Tussen 1908 en 1927 lag Mie veertien keer in het kraambed; vier kinderen overleden al op jonge leeftijd.

In december 1912 verhuisden de ‘Pollen’ of ‘Pollekes,’ zoals ze ook wel genoemd worden, naar Waalwijk en kwamen terecht in een huis dat toen als adres Grotestraat B 164 had, later nog Markt heette en per 17 juli 1943 officieel de aanduiding Kloosterwerf 1 kreeg. In de volksmond werd dit gedeelte van de Kloosterwerf echter sinds de twintiger jaren van de vorige eeuw altijd het ‘damke van Mie Pol’ genoemd.

De huurbaas van de familie Pol was op zich van goede wil, maar de staat van onderhoud van de woning van de familie Pol, een voormalige schuur, was abominabel. In de Tilburgsche Courant van 30 december 1927 noemde de Langstraatse correspondent ‘de intens treurige toestand van de woning op de Kloosterwerf, die een zeer talrijke familie herbergt,’ zelfs ‘een voortdurende bron van ergernis.’ Hij vervolgde zijn betoog: ‘En in dit pand, bouwvallig en vuil, is nog wel een druk beklante fruitwinkel gevestigd. Voor het gemeentebestuur dat er trotsch op gaat de volkshygiëne te bevorderen door de stichting van een monumentaal slachthuis en den bouw van goede, luchtige arbeiderswoningen, is het bestaan van dergelijke krotten, ook al zijn zij onzichtbaar van den openbaren, grooten, drukbeganen straatweg, toch geen reclame!’

De desolate toestand van het huis verklaart wèl waarom de kinderen Pol altijd naar de zolder werden gestuurd om ‘soepvlees’ te halen. Op de bovenverdieping wemelde het namelijk van de duiven. Die lieten zich vrij makkelijk vangen en zo kon men in huize Pol vaak van een voordelige, voedzame èn verrukkelijke duivensoep genieten. Op diezelfde bovenverdieping, door Mie’s echtgenoot Dirk met een houten schotje in een jongens- en een meisjeskant verdeeld, sliepen de kinderen. Het was meteen ook de zolder van het huis, want in deze ‘slaapkamers’ keek je zo tegen het dakbeschot. De muur aan de voorzijde was van steen, de bovenzijde van de achtergevel was opgetrokken uit hout. Uiteraard waren er op de bovenverdieping geen sanitaire voorzieningen en is het dus niet vreemd dat men zich herinnert dat Mie op een goede dag in een winkel vroeg om een groot formaat nachtspiegel, geschikt voor ‘tien zèksels.’

Gedurende de eerste jaren van zijn huwelijk verdiende Dirk de kost voor zijn gezin. Hij was van huis uit metselaar en stond bekend als een vakman op het gebied van ovenbouw. Waarschijnlijk waren in die bedrijfstak vanaf de vroege jaren ’20 van de vorige eeuw al de eerste tekenen van de grote crisis merkbaar en zag Dirk zich genoodzaakt een andere kostwinning te zoeken. Hij liet zich rond die tijd in de gemeentelijke bevolkingsadministratie namelijk registreren als ‘groentenkoopman.’ In het achterhuis werd een kamertje ingericht als winkel en daarnaast Mie trok er nog op uit met haar befaamde handkar. Aanvankelijk ging Dirk nog wel met haar mee naar de veiling in Drunen en op de heenweg wilde hij dan ook nog wel de kar duwen. Op de terugweg echter voelde hij zich verplicht op zijn vaste adresjes even goedendag te gaan zeggen en was het aan Mie de volgeladen kar naar Waalwijk te duwen. Geëmancipeerd als Dirk dus was, stond hij dan wel op zijn beurt dagelijks achter het fornuis om de warme maaltijd te bereiden en was het Mie vergund na het eten, met de armen op tafel, een dutje te doen. De kleinkinderen zien nóg voor zich hoe haar karakteristieke knotje daarbij dan op de maat van haar ademhaling op en neer bewoog.

In Waalwijk liep Mie met de fruitkar (ze handelde uitsluitend in fruit en niet, zoals vaak wordt aangenomen, in groenten en fruit) haar vaste rondje, voornamelijk langs de villa’s in de Grotestraat, Mr. van Coothstraat en Julianastraat. Ook bij evenementen die veel volk trokken, zoals de veemarkt, processies en voetbalwedstrijden, was ze present. Als ze thuis was om voor de kinderen te zorgen en het huishouden te doen, konden mensen terecht in het winkeltje, dat tot ‘s avonds laat open was. Tot aan de oorlog sjouwde Mie dag in dag uit door Waalwijk. Het was keihard werken en voor zo iemand, die bovendien nog leed aan de ziekte van Bechterew (een reumatische aandoening met ontstekingen in de gewrichten van de rug en het bekken) kan men alleen maar heel veel bewondering hebben. Toen ze later, inmiddels volledig krom gegroeid, nog enkele lichte beroertes kreeg en ècht niet meer op pad kon, besloot ze aan het begin van de oorlog om petroleum te gaan verkopen. Er werd een groot vat in de keuken geplaatst en verkopen deed ze voortaan vanuit haar stoel. Het boekje waarin de bedragen genoteerd stonden die haar fruitklanten haar nog schuldig waren, heeft ze jarenlang bewaard. Helaas tevergeefs, want als ze de mensen om haar geld vroeg, was het antwoord meestal: ‘We betalen zodra je weer met de kar komt.’

Ondanks de drukke werkzaamheden stond de deur bij Mie Pol zowel letterlijk (een slot heeft er nooit op de deur gezeten, dat was in die tijd ook niet nodig) als figuurlijk altijd open en voor iedereen was er ‘een bakske.’ Als Mie de volgende ochtend naar de veiling moest en op tijd naar bed ging, maakte ze er ook geen probleem van als de gasten gewoon nog een tijdje bleven zitten. Mie had echter vooral een zwak voor kinderen, die zij zo vaak ze kon blij maakte met een appel of een geprakte banaan. Als Dirk iets wilde hebben wat ze op dat moment niet in huis had, was zijn reactie steevast: ‘Dè hedde zeker wir naor Sprang gebrocht.’ In Sprang woonde nog steeds Mie’s familie, die het naar verluidt nóg armer had en die zij als vanzelfsprekend in haar ‘weelde’ liet delen.

Hoewel al in 1927 de eerste berichten in de krant verschenen over de miserabele staat van het huis van de familie Pol, zou het zou nog tot 29 juli 1949 duren voordat Mie en Dirk een andere woning kregen toegewezen en konden verhuizen naar de Grotestraat 344. Het pand aan de Kloosterwerf werd korte tijd later gesloopt.

Lang heeft Mie niet van het nieuwe huis kunnen genieten, want later dat jaar werd ze getroffen door een zware beroerte, die opname in een verpleeginrichting noodzakelijk maakte.

Mie Pol overleed op 1 maart 1950 in Vugt, vijf dagen na haar 64e verjaardag.


Inhoud

Afbeeldingen

Zie ook

Portrettekening van Mie Pol door Elsa Rubbens.


Appendix

Bronnen


De originele tekst van dit artikel is met toestemming van auteur Ineke van den Houdt-Swinkels ontleend aan ‘Mie Pol,’ De Klopkei (37e jaargang, 2e kwartaal 2013).

Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen