Johanna Francisca Aloysa van der Heijde

Uit WaalwijkWiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Johanna Francisca Aloysa van der Heijde
Afbeelding gewenst
Persoonsgegevens
Naam Johanna Francisca Aloysa van der Heijde
Geboren Megen, 17-05-1880
Overleden Waalwijk, 05-12-1957
Burgerlijke staat Ongehuwd
Overige gegevens
Beroep(en) Agentesse ener strijkinrichting (‘boordenvrouwke’)


Johanna Francisca Aloysa van der Heijde (Megen, 17 mei 1880 - Waalwijk, 5 december 1957) was een dochter van Bernardus Gregorius van der Heijde en Aaltje Willemina Stevens. Zij stond in Waalwijk bekend als het boordenvrouwke.

Samen met haar broer Adrianus (1882-1958) en haar zus Henrica Anna (1883-1943), verhuisde Johanna van der Heijde op 25 april 1903 van Megen naar de St. Crispijnstraat in Waalwijk. Mogelijk had deze verhuizing te maken met het beroep van Adrianus; hij was namelijk schoenmaker van zijn vak.

Johanna en haar zus lieten zich in het bevolkingsregister beiden inschrijven als ‘agentesse ener strijkinrichting.’ Voor Wasserij Van den Berg wasten en streken zij manchetten en boorden.

In zijn boek Herinneringen van een gewone jongen beschrijft Wim van der Lee zijn herinneringen aan Johanna als volgt:

Johanna van der Heijde woonde met haar broer Ariaan in de Crispijnstraat 138, hoek Eerste Zeine. Een hele tijd heb ik gedacht dat het man en vrouw was; Johanna, een mooie kleine oude nette dame, Ariaan een lange smalle nette heer met snor. Samen waren ze netjes aangekleed en ze waren volgens mij van goede komaf. Omdat mensen toen geen pensioen hadden, werden de meeste ouders door hun kinderen onderhouden. Johanna en Ariaan, die uiteraard geen kinderen hadden, moesten zich financieel zelf zien te redden. Daarom had Johanna een bijbaantje: voor de wasserij van Van den Berg haalde ze 's maandags bij mensen van stand in heel Waalwijk boorden en manchetten op. Nadat ze gewassen waren, werden ze zaterdags te voet door Johanna weer teruggebracht. Hoe ouder ze werd hoe moeilijker dat ging, maar door ons moeder werd een oplossing gevonden. Onze Tonnie, die groot genoeg was en met geld om kon gaan, moest dit van moeder maar doen voor die oudere mensen. Jaren heeft Tonnie dit gedaan, tot aan de ambachtsschool toe. Toen hij langer naar school moest en minder tijd kreeg, werd er een andere oplossing gevonden, wat voor moeder niet zo moeilijk was. Mij werd namelijk hetzelfde lot toebedeeld. Je mocht zelfs niet tegenstribbelen, je moest het gewoon doen. Met de afgedankte fiets van onze Tonnie, waar de handrem met een stang en een plaatje op de voorband afremde, ging ik 's maandags na schooltijd naar Johanna toe. Elke keer als ik aanbelde en ze open kwam doen, was Johanna blij dat ik er was. Terwijl ik binnenliep haalde Ariaan de pruttelende koffie van de kachel. En Johanna smeerde dan een grote dikke snee krentenmik met goei boter erop. Dit was heel anders en veel groter krentenbrood dan thuis. Intussen kreeg je van Johanna uitleg waar je heen moest fietsen en dat je goed uit moest kijken. Zaterdagmiddags werden de schone, gewassen boorden weer door mij teruggebracht. Johanna had het lijstje met namen en wat ik moest afrekenen (25 cent voor een boord en 10 cent voor manchetten) en een portemonnee met wisselgeld klaarliggen. Ook het boodschappenlijstje werd niet vergeten.

Mijn eerste klant was Weijers net over de spoorlijn, dan ging ik naar Bartje Staal (van Engelen), een kruidenierswinkeltje in de Stationsstraat, om het boodschappenlijstje af te geven met enkele boorden. Dan linksaf de Julianastraat in de betere buurt van Waalwijk in, daar had ik verschillende klanten zitten. Enkele namen vergeet ik nooit meer: veearts Spierings en daar tegenover Heesbeen. Hier belde ik op een schemerige middag aan, mijnheer deed open. ‘Goedemiddag mijnheer, ik kom de boorden terugbrengen van het boordenvrouwke.’ Op de achtergrond klonk muziek van de radio. ‘Looende klokken van Limburg heelal,’ dat ik nooit meer zal vergeten. Hier heb ik zeker tien minuten op het geld (60 cent) moeten wachten. Overal liep hij te zoeken; ten lange leste vond hij het boven op de slaapkamer. Daarna vlug door de Mr. Van Coothstraat, Grotestraat richting haven dan weer terug richting Stationsstraat naar Bartje Staal, boodschappen ophalen. Als je de pech had dat er nog een paar vrouwen in de winkel stonden, moest je daar ook weer wachten. Na ongeveer twee uren stond je weer bij Johanna op de stoep, die zich intussen ongerust had gemaakt dat je langer was weggebleven dan normaal. Met een volle tas met boodschappen, het geld werd nageteld (het wisselgeld en dat van de boodschappen werd er afgedaan) en het geheel moest weer kloppen. Per week was je ongeveer drie en een half uur bezig voor het boordenvrouwke, je kreeg elke week 25 cent van Johanna. Van dit geld mocht je van moeder geen snoep kopen maar het moest op de spaarbank gezet worden. Als je een aardig centje op de bank had staan, mocht je er iets van kopen.

Appendix

Bronnen

  • Bevolkingsregister Gemeente Waalwijk

Met dank aan Wim van der Lee.

Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen