Ivo Johannes van Haren

Uit WaalwijkWiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Ivo van Haren
Foto GAW, nr.11103
Foto GAW, nr.11103
Persoonsgegevens
Naam Ivo Johannes van Haren
Geboren Beneden-Leeuwen, 19-7-1892
Overleden Nijmegen, 5-7-1965
Burgerlijke staat Gehuwd met Cornelia Damiana Oomens
Overige gegevens
Beroep(en) Leerhandelaar en schoenfabrikant

Ivo Johannes (Ivo) van Haren (Beneden-Leeuwen, 19 juli 1892 – Nijmegen, 5 juli 1965) was leerhandelaar en schoenfabrikant te Waalwijk.

Over de jeugd en jonge jaren van Ivo van Haren is weinig bekend. Zijn vader, Johannes van Haren, was landbouwer en eigenaar van een bescheiden schoenfabriekje in Beneden-Leeuwen, waarin de jonge Ivo ongetwijfeld werkzaam was. Dit bedrijfje werd met ingang van 1 september 1913 naar Baardwijk verplaatst. In 1916 werd Ivo daarvan vennoot. Zijn huwelijk is voor hem waarschijnlijk aanleiding geweest om zich als zelfstandig ondernemer te vestigen: in 1920 begon Ivo in Baardwijk een eigen lederhandel. De zaken gingen blijkbaar zo goed dat hij nog hetzelfde jaar een filiaal opende in Amsterdam. In 1923 werd de dan 31-jarige Ivo van Haren gedelegeerd commissaris van de toen opgerichte stoomschoenfabriek ‘Favorite’ te Drunen, een functie die hij tot 1930 zou vervullen. In 1924 verhuisde zijn firma naar een groot pand aan de Markt te Waalwijk, dat als magazijn werd ingericht. Het uit 1925 daterende gedenkboek voor de schoen- en lederindustrie roemde zijn goede naam in de branche als volgt: ‘de nog jonge, voortvarende Ivo van Haren genoot reeds als vakman in het schoen- en lederbedrijf, terwijl hij nog in allen eenvoud in Baardwijk woonde, een zeer goeden naam’. De onderneming legde zich onder meer toe op de handel in Frans schapenleer. In dat kader past ook de oprichting, in 1927, van de NV Ledermaatschappij ‘Franco-Hollandaise’, waarvan Ivo commissaris werd. De onderneming opereerde aanvankelijk vanaf het adres Grotestraat 240a in Waalwijk; twee jaar later vanuit het pand aan de Markt waaruit ook Ivo van Haren zijn zaak dreef.

In juni 1929 zette Ivo de lederhandel om in de ‘NV Ivo van Haren’s Ledermaatschappij,’ waarin ook de Ledermaatschappij ‘Franco-Hollandaise’ opging. Bij de stichting bedroeg het maatschappelijk kapitaal 250.000 gulden, verdeeld over 500 aandelen van 500 gulden, waarvan Ivo er 200 bezat. In oktober 1929 werd de NV opnieuw omgezet, ditmaal in de ‘NV Ivo van Haren’s Schoenfabriek,’ met twee Rotterdamse filialen. De fabriek ging werken volgens een voor Nederland geheel nieuwe formule: exclusief produceren voor eigen schoenwinkels. Ten einde het hele assortiment dames- , heren- en kinderschoeisel aan te bieden, werd de productie verzorgd door een drietal fabrieken: een gedeelte door een nieuw te bouwen fabriek, een ander deel door de fabriek van de firma J. van Haren in Baardwijk (deze zou in 1930 opgaan in de fabriek van Ivo) en nog een deel door de fabriek van Jac. Oomens te Waalwijk. Men rekende op een weekproductie van 5.000 tot 6.000 paar, waarbij elke fabriek een apart artikel verzorgde.

De start van Ivo van Haren als zelfstandig ondernemer in de leder- en nadien de schoenenbranche vond plaats in een voor de vaderlandse branche moeilijke periode. In de jaren volgend op de Eerste Wereldoorlog werd daarin een moordende concurrentie ondervonden vanuit Duitsland. In 1923 was de nood zo hoog opgelopen dat de overheid door het zogenaamde Schoenenwetje beschermingsmaatregelen moest treffen. Pas in de jaren 1930, toen de Duitse economie, ondanks een verbod, geleidelijk steeds openlijker in het teken van de (her-)bewapening kwam te staan, verbeterde dat. Daarnaast was in die jaren de schoenindustrie in de Langstraat er een van gevestigde families, waarin nieuwkomers als Ivo van Haren met scepsis en wantrouwen werden bekeken.

Al in 1929 werd in Rotterdam de eerste eigen winkel geopend. Bovendien werd een belangrijk deel van de productie verkocht via wat op dat moment ‘vliegende winkels’ werden genoemd. Vooral in noord- en oost-Nederland huurde Ivo voor korte tijd leegstaande winkelpanden, voorzag die van een flinke voorraad schoenen om ze vervolgens tegen spotprijzen te verkopen. De schoendetailhandel zag de ontwikkelingen met argusogen aan en noemde deze vliegende winkels ‘giftige paddestoelen.’ Nog in het eerste jaar werden in meer steden eigen winkels geopend. Een krantenbericht uit 1930 meldde ‘zooals onze lezers weten, verkoopt de firma van Haren hare artikelen tegen eenheidsprijzen en is daarmee dus een soort’Hema’ van het waardige schoenenvak.’ Blijkbaar was de nieuwe formule succesvol, want in hetzelfde artikel klonk vrees door voor de opening van ‘een enorm pand’ van Van Haren in Den Haag. Het publiek reageerde enthousiast: bij de opening in oktober 1930 ‘puilde de winkel uit van kooplustige menschen.’ De reeks winkels breidde zich in hoog tempo uit. Het Vakblad meldde daarover dat de snelheid waarin dit gebeurde de haren van veel winkeliers te berge deed rijzen. Over Ivo van Haren werd opgemerkt dat hij de eenheid in het calculeren van schoenprijzen had weten te ‘patenteeren.’ Hij hanteerde drie prijscategorieën: fl. 2 ,95; fl. 3,95 en fl. 4,95 per paar. Toch bleek de formule van schoenen tegen eenheidsprijzen niet levensvatbaar: in 1932 werd die opzet verlaten. Latere krantenberichten meldden hierover dat de schoen- en lederhandel, ontstemd over Ivo’s discountsysteem, in die jaren een boycot tegen hem had uitgevaardigd. Bewijzen daarvoor werden niet gevonden.

Een zekere stijfkoppigheid moet Ivo van Haren niet vreemd zijn geweest. In een retroperspectief krantenbericht werd hij wel met Napoleon vergeleken: ‘niet alleen dezelfde kleine gestalte, maar ook een vergelijkbaar karakter.’ Zijn chauffeur in die dagen gaf aan, dat ‘meneer Ivo’ ook geen tegenspraak duldde. ‘Zei d’r maar eens wat van, dan vloog je eruit. Zo was dat in die tijd, zeker bij meneer Ivo.’ Deze was dag en nacht betrokken bij de productie en handel. Diverse kranten beschreven hoe hij, gestoken in een witte jas, in de fabriek zelf de leesten mee uitzocht. Een bijzondere rol was weggelegd voor A.J. de Munnik. Die was in het bedrijf begonnen als vertegenwoordiger, werd boekhouder en later mededirecteur. Hij wist meneer Ivo in het gareel te houden en waakte ervoor dat de dynamische man geen wilde beslissingen nam. In de beginjaren van de onderneming belde De Munnik op zondagochtend alle filialen op en bracht daarna bij meneer Ivo verslag uit. Pas dan mochten de filiaalhouders van hun vrije zondag genieten. Ze waren verplicht thuis te blijven tot meneer De Munnik had gebeld. ’s Avonds wachtte Ivo altijd de laatste trein uit ’s-Hertogenbosch op om de bestellingen van de filialen in ontvangst te nemen.

De snelle groei van het aantal winkels maakte een reeks van verbouwingen van de fabriek aan het Hoogeinde noodzakelijk. Zo werd in 1931 een uitbreiding aanbesteed waarbij ook kantoren werden gerealiseerd, gevolgd door uitbreidingen in 1932 en 1934 en de overname van de panden van schoenfabriek Donkers in 1936. In 1937 opende, niet toevallig, in Waalwijk het vijftigste winkelfiliaal. Daaraan nam het gehele personeel deel, op dat moment ongeveer 1.400 personen, waaronder 400 medewerkers winkelpersoneel. De weekproductie van de gezamenlijke Van Haren-schoenfabrieken bedroeg op dat moment ruim 21.000 paar. Een krantenbericht uit 1937 meldde dat de Firma van Haren twee lederfabrieken bezat in Oisterwijk en Tilburg, maar dat betreft waarschijnlijk zelfstandige fabrieken die exclusief voor Van Haren werkten. Anders was dat met de lederfabriek Van Iersel-Witlox, die in 1937 wordt aangekocht en ingelijfd in het dan acht jaar oude succesvolle concern. In 1938 breidde de schoenfabriek aan het Hoogeinde opnieuw uit op een achter en naast de fabriek gelegen perceel van 10.000 m2. De verwachting was dat de tot 26.000 paar gegroeide schoenproductie zou oplopen tot 30.000 paar. Ook bestonden er plannen het afzetgebied te vergroten met winkels in Nederlands-Indië. De Tweede Wereldoorlog zal de reden zijn waarom dat plan nooit is gerealiseerd. Het succes in zaken van Ivo van Haren gaf binnen de Waalwijkse gemeenschap blijkbaar aanleiding tot scheve ogen. Een verslaggever bracht dat –veel later- aldus onder woorden: ‘De dorpschique van Waalwijk haalde, op typisch Waalwijkse manier, de neus op voor deze parvenu in het leder- en schoenenwereldje, maar het aantal mensen dat dankzij Van Haren een dak boven het hoofd en warm eten op tafel had, was groot en dankbaar.’ En verderop in het artikel: ‘In een statig herenhuis aan de Waalwijkse Stationsstraat woonde de familie, met een aparte biljartzaal, waar meneer Ivo zich zondags na de kerk altijd met vrienden placht te omringen. Onder hen bevonden zich geen collega’schoenfabrikanten. Die keken hem met de nek aan (…), meneer Ivo was immers maar van eenvoudige komaf. Hij was ook geen lid van de schoenbaronnensociëteit die je hier in Waalwijk had. Baronnen ja, want dat waren het (…). Zo was meneer Ivo niet, al gaf hij je wel een boete als je te laat kwam en al betaalde hij overwerk aak niet uit.’

In de oorlog sloot de Duitse bezetter de Waalwijkse fabriek, waarvan de hal in de daarop volgende jaren gebruikt werd als revisiewerkplaats voor vliegtuigmotoren. Ivo van Haren zou in de oorlogsjaren zijn tijd hebben gevuld met het verbouwen van tabak, vooral voor eigen gebruik. Aan het einde van de oorlog bliezen de terugtrekkende Duitsers de leeggeroofde fabriekshallen gedeeltelijk op. Alleen een stoommachine bleef, per ongeluk, in goede staat achter. Daarmee werd de omgeving nog een tijdje van stroom voorzien. Na de oorlog opende Ivo van Haren een tweede fabriek in Oosterhout. Omdat hij in Waalwijk weinig medewerking kreeg, kocht hij in 1947 van de gemeente ’s-Hertogenbosch een perceel van 6.000 vierkante meter voor de realisatie van nog een nieuwe fabriek. Midden jaren vijftig vroeg Van Haren in de vakpers naar offertes van schoenfabrikanten voor de vervaardiging van diverse soorten schoeisel. Niet langer werd alle productie in eigen beheer gemaakt. In die jaren werd ook getracht in België voet aan de grond te krijgen. In het voorjaar van 1956 kwam er een Van Haren-winkel in Turnhout. Vanwege zijn grote verdiensten werd Ivo van Haren op Koninginnedag 1957 benoemd tot Officier in de Orde van oranje-Nassau.

Begin 1960 werd in een filiaal van Van Haren in Den Helder een noviteit in de schoenenwereld ingevoerd: zelfbediening! Dames konden een keuze maken uit de op een aantal schappen aan de wand ge:exposeerde collectie, waarna zij hun keuze, aangereikt door een verkoopster, mochten passen. De verwachting was dat deze methode de verkoop zou bevorderen. In het bericht werd ook nog fijntjes vermeld, dat men de heren niet rijp achtte voor deze methode.

Na een zware operatie in 1965, hij was toen nog steeds volop actief, overleed Ivo van Haren vrij plotseling. De Nederlandse schoenindustrie was intussen in zwaar weer terechtgekomen. Het imperium dat hij naliet was op dat moment goed voor een jaarproductie van twee miljoen paar schoenen, telde bijna honderd winkels, vier fabrieken en bood aan 1.500 mensen werk.

Een vraag die zich gedurende het onderzoek voor deze biografie niet liet beantwoorden is of Ivo van Haren zich in zijn plannen en ondernemersactiviteiten heeft gespiegeld aan de Tsjechische industrieel Tomas Bata (1876-1932). Deze in 1894 in het Tsjechische Ziin gestartte schoenfabrikant opende zijn eerste Nederlandse winkel in 1922. In 1933 waren dat 28 filialen, in 1961 zelfs 1950! Bata hanteerde een in die tijd nieuw systeem, waarin werknemers vaste werktijden hadden, op een vaste dag werden uitbetaald en binnen het productieproces elk een eigen taak hadden. En dat allemaal met als doel een goede en vooral betaalbare schoen voor de gewone man te maken. Op basis van slim ondernemerschap, mechanisering en scherpe prijzen timmerde hij stevig aan de weg. Een formule, die door Ivo van Haren als draaiboek lijkt te zijn gebruikt voor diens eigen successtory!

Appendix

Bronnen

  • Documentatiecentrum Nederlands Leder en Schoenen Museum (DNLSM), Vakblad voor de Schoenmakerij en aanverwante vakken, 1891-1960.
  • DNLSM, Schoen Revue (opvolger Vakblad), 1960-1966.
  • DNLSM, Knipselcollectie (knipsels dagbladen en tijdschriften, vanaf laatste kwart 19e eeuw).
  • Gemeentearchief Waalwijk, Bevolkingsregister Waalwijk

De oorspronkelijke tekst van dit artikel is met toestemming van auteur Wim Blok en uitgever Erfgoed Brabant overgenomen uit Brabantse Biografieën 8, Sprang-Capelle, Waalwijk, Waspik. Zie voor meer Brabantse biografieën de website van Thuis in Brabant.

Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen