Ode aan de Roestelberg
‘k Ga niet naar de ‘vreemde’ landen
Nederland houdt mij aan banden,
Door zijn lieflijke natuur;
Waalwijks ‘Roestelberg’ en kruinen
Met zijn heidekruid en duinen,
Geeft genot in ieder uur.
Door des Scheppers hand geboren
Ligt gij daar, om te bekoren
O, gij schone zandvallei
In wiens schoot vindt men die ruste
Voor ’t geprangd gemoed, O luste,
Dat , O, Roestelberg zijt gij.
Trots de woede der orkanen
Blijft gij hecht in uwe banen
Als een rots beschermt gij ’t duin:
In uw armen voel ‘k me veilig
Schoone vlakte, driewerf heilig
Roep ik naar u trotsche kruin.
Hoeveel vreugd’ heb g’al geschonken
Hoeveel leed ligt daar verzonken.
Aan uw voet in ’t mullig zand;
Roestelberg houdt diep verborgen
In uw schoot de vreugd en zorgen
En reik steeds uw vriendenhand.
Bron
Deze ‘Ode aan de Roestelberg’ werd als ingezonden stuk opgenomen in De Echo van het Zuiden d.d. 9 augustus 1922 en was ondertekend door R. van ’t Land.