Martinus Antonius Josephus van Liempt

Uit WaalwijkWiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Toon van Liempt
Foto A. Oudkerk (collectie SALHA/GAW, fotonr. 41048).
Foto A. Oudkerk (collectie SALHA/GAW, fotonr. 41048).
Persoonsgegevens
Naam Martinus Antonius Josephus van Liempt
Geboren Waalwijk, 08-05-1884
Overleden Waalwijk, 23-09-1931
Burgerlijke staat Gehuwd met Theodora Hendrica Kleijn
Overige gegevens
Beroep(en) Gemeentesecretaris

Martinus Antonius Josephus (Toon) van Liempt (Waalwijk, 8 mei 1884 – Waalwijk, 23 september 1931) was een zoon van Franciscus Wilhelmus van Liempt en Johanna Catharina Verhoeven. Hij trouwde met Theodora Hendrica Kleijn en was evenals zijn vader gemeentesecretaris van Waalwijk.

Het gezin van secretaris Van Liempt en Johanna Verhoeven telde twaalf kinderen, waarvan één, een meisje, binnen een jaar overleed. Toon van Liempt werd als zevende geboren. Hij bezocht de openbare lagere school in Waalwijk en werd vervolgens ingeschreven aan de rijksnormaalschool, een opleiding tot onderwijzer. In het najaar van 1898 zette hij zijn opleiding voort aan het Serafijns Seminarie van de paters kapucijnen in Langeweg bij Moerdijk. Wellicht had hij een roeping tot een religieus leven. Of ging het hem slechts erom bij de paters een gymnasiale opleiding te volgen? De familie moet ondanks een mogelijk antiklerikale gezindheid van vader Van Liempt een bijzondere band hebben gehad met de orde van Sint-Franciscus, want niet alleen verbleven Toon - en later zijn broer Frans - als internen bij de kapucijnen in Langeweg, drie van zijn zussen, te weten Marie, Mien en Fien, zouden nadien intreden bij de franciscanessen tertiarissen in het klooster Nazareth in Oirschot. Uit de cijferlijsten van Toon valt op te maken dat hij in Langeweg tot de betere leerlingen behoorde. Desondanks zou hij de opleiding niet afmaken. In juli 1900 gaf vader Van Liempt te kennen dat zijn zoon terug naar huis moest komen.

Het heeft er alle schijn van dat F.W. van Liempt, die als zoon van een metselaar met zijn benoeming tot gemeentesecretaris van Waalwijk onmiskenbaar maatschappelijke vooruitgang had geboekt, voor zijn zonen ook een ambtelijke loopbaan in gedachten had. Inderdaad zouden zij vrijwel allen in hun vaders voetsporen treden. De oudste zoon Ad werd gemeentesecretaris in Didam, alvorens hij een overstap maakte naar het notariaat. Ook Toon en Christ verwierven een positie als gemeentesecretaris in respectievelijk Waalwijk en Bergen op Zoom, terwijl de jongste zoon Frans al op jeugdige leeftijd werd benoemd tot burgemeester van het Brabantse Oudheusden.

Allen werden zij door hun vader persoonlijk opgeleid. Ad werkte in 1900 al enige tijd als 'eerste ambtenaar' op de Waalwijkse gemeentesecretarie en ook de tweede zoon Jan had daar inmiddels emplooi gevonden. Mogelijk was deze laatste toen echter al ziek: in januari 1901 zou hij overlijden, amper 20 jaar oud. Was het om de plaats van zijn broer op de secretarie in te nemen dat Toon in de zomer van 1900 door zijn vader uit Langeweg naar huis werd geroepen? In ieder geval werkte hij vanaf 1901 op het Waalwijkse gemeentehuis. De praktijkopleiding die hij daar van zijn vader kreeg, vulde hij aan met een studie gemeenteadministratie. Ook behaalde hij de akte M.O. Staatsinrichting. Na het vertrek van zijn broer Ad in 1905 nam hij diens plaats in als eerste ambtenaar en toen aan zijn vader in 1911 eervol ontslag werd verleend, had Toon van Liempt inmiddels zoveel ervaring opgedaan dat hij door de raad met algemene stemmen werd benoemd als de nieuwe gemeentesecretaris. In deze positie werd hij nadien nog eenmaal bevestigd en wel in 1922, toen er na de samenvoeging van de gemeenten Waalwijk, Baardwijk en Besoijen een nieuwe administratieve organisatie moest worden opgezet.

In zijn tijd als eerste ambtenaar ter secretarie, in 1907, maakte Toon van Liempt kennis met Theodora Kleijn, afkomstig uit Raamsdonksveer, die werkte als telefoniste bij de Waalwijkse telefooncentrale. Een verschil in geloofsovertuiging -zij was Nederlands-hervormd, hij rooms-katholiek- maakte hun relatie in de ogen van de betrokken families omstreden en resulteerde in een meer dan tien jaar durende verlovingstijd. Pas nadat Dora Kleijn in maart 1918 was herdoopt en toegetreden tot de katholieke kerk, tijdens een plechtigheid waarbij zij -in de woorden van het doopregister - haar 'ketterijen' had 'afgezworen', konden zij enkele maanden nadien in het huwelijk treden. Toon van Liempt was toen 34 jaar, zijn bruid bijna 36. Uit hun huwelijk werden drie kinderen geboren, achtereenvolgens Frans, Joke en Dorus. Omstreeks 1927 betrok hij met zijn gezin een fraai herenhuis op de hoek van de Grotestraat en de Mr. van Coothstraat. De inrichting daarvan met antieke meubelen en kunst -voor zover zijn beperkte middelen dat toelieten- weerspiegelde zijn kunstzinnige belangstelling en zijn voorkeur voor mooie dingen. Door zijn familie werd daarover wel eens geschamperd, maar iemand als burgemeester Surmont de Bas Smeele wist dit wel te waarderen: deze celibatair vroeg Van Liempt met regelmaat om advies in zulke zaken.

Nadat Toon van Liempt zijn vader was opgevolgd als gemeentesecretaris zou hij nog korte tijd in diens schaduw blijven, al was het maar omdat hij van deze verschillende nevenfuncties overnam, zoals het secretariaat van de Kamer van Koophandel of van het polderbestuur. Maar voor het overige had hij voldoende persoonlijkheid om zich een geheel eigen plaats te verwerven in de Waalwijkse samenleving. Sterker nog, hij nam daarin al snel een centrale en gezaghebbende positie in. Dat was vooral een gevolg van het feit dat Van Liempt fungeerde als een soort van intermediair tussen het gemeentehuis als formeel bestuurscentrum enerzijds en het informele, maar o zo invloedrijke circuit van de Waalwijkse elite anderzijds.

Ook in Waalwijk was het openbare leven bij de aanvang van de twintigste eeuw nog goeddeels in de ban van de liberale principes. De overheid zag voor zichzelf maar een beperkte rol weggelegd en bood zodoende alle ruimte aan het particulier initiatief. Een kleine groep van zelfbewuste ondernemers, verantwoordelijk voor een indrukwekkende ontwikkeling van de schoen- en leernijverheid, had daardoor een reeks van initiatieven kunnen nemen, onder meer op het gebied van infrastructuur, nutsvoorzieningen en dergelijke. Niet alleen bezorgde hen dat maatschappelijk aanzien, maar ook ontleenden zij daaraan het voorrecht om allerlei kwesties van gemeentelijk belang onderling informeel te kunnen bespreken en beïnvloeden. Pas onder de in 1924 aangetreden burgemeester Moonen werd gepoogd het zwaartepunt van de besluitvorming bij de gemeenteraad te leggen.

Toon van Liempt onderhield contacten met veel van deze ondernemers en andere aanzienlijken en was met een aantal van hen goed bevriend. Hij ontmoette hen in sociëteit ‘De Gezelligheid' of bij de kegelclub `Hannibal' en sprak hen bij de bestuursvergaderingen van de Kamer van Koophandel voor Waalwijk en de Langstraat of bij de invloedrijke vereniging ‘Waalwijks Belang', waar hij vanaf de oprichting in 1907 deel uitmaakte van het bestuur en sinds 1921 optrad als voorzitter. Gebruik makend van dit netwerk legde hij een indrukwekkende bestuurlijke en organisatorische activiteit aan de dag. Of het nu ging om sociale zorg, om economische ontwikkeling, om onderwijs of cultuur, er was vrijwel geen terrein waarop Toon van Liempt niet zijn stempel zette. Zo was hij secretaris van het steuncomité voor werklozen, lid van het burgerlijk armbestuur en adviseur van de R.K. Spaarkas. Als voorzitter van het Operatiekamerfonds legde hij de basis voor het Waalwijkse Sint-Nicolaasziekenhuis. Hij was secretaris van de gemeentelijke bedrijven voor waterleiding, verlichting en woningbouw en lid van de commissie voor wegen- en verkeersverbetering. Zowel bij de landbouwtentoonstelling van 1910 als bij de schoenen- en ledertentoonstelling van 1925 maakte hij deel uit van het hoofdbestuur. Hij was commissaris van de Waalwijkse zwemvereniging, hoofdbestuurslid van de R.K. Diocesane gymnastiekbond en tevens lid, respectievelijk voorzitter van de afdeling Langstraat van achtereenvolgens de Algemene Rooms-Katholieke Ambtenarenvereniging en de Nederlandse Bond van Gemeenteambtenaren. Zijn grote culturele belangstelling resulteerde onder meer in het lidmaatschap van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en in het voorzitterschap van zowel het voorbereidingscomité voor een muziekschool in Waalwijk als van het comité letterkundige winteravondlezingen dat gerenommeerde sprekers van ook nationale reputatie naar Waalwijk bracht. In 1926 verwoordde hij zijn enthousiasme voor de ontwikkelingen in Waalwijk zelfs in een radiopraatje voor de kort tevoren opgerichte Hilversumsche Draadlooze Omroep. Zijn energie scheen onuitputtelijk en deze opsomming van zijn activiteiten is dan ook verre van volledig.

Een bijzondere belangstelling had Toon van Liempt voor het onderwijs, niet alleen als middel tot bestaansverbetering, maar zeker ook om de vormende invloed die ervan uitging. Hij was daarom actief als secretaris van de ‘Teekenschool’ en als lid van de commissie tot wering van het schoolverzuim, maar zijn grootste verdienste op dit gebied is zijn inzet bij het tot stand brengen van middelbaar onderwijs in Waalwijk en de Langstraat. Toen kerkelijke kringen omstreeks 1914 een gemeentelijk initiatief adopteerden om te komen tot een middelbare handelsdagschool in Waalwijk, stelde Toon van Liempt als vanzelfsprekend zijn bestuurlijke kwaliteiten ter beschikking. Hij vervulde het secretariaat van de vereniging Ons Handelsonderwijs `Langstraat’ en daarmee van de school die door deze vereniging werd gesticht en die uiteindelijk zou uitgroeien tot het dr. Mollercollege. Hoezeer het welslagen van deze school Toon van Liempt ter harte ging, blijkt wel uit de herinneringen van de eerste directeur, dr. H.H. Knippenberg, die in de begintijd samen met de secretaris van het schoolbestuur op de fiets de dorpen in de omgeving langsging om leerlingen te werven. Bovendien hadden Van Liempt en zijn medebestuurders, onder wie burgemeester Surmont de Bas Smeele, het inzicht om hun plaatselijk initiatief in te kaderen in breder provinciaal verband. Dat was de door Hendrik Moller geleide vereniging Ons Handelsonderwijs in Noord-Brabant, na korte tijd omgedoopt tot Ons Middelbaar Onderwijs in Noord-Brabant (0.M.0), die tientallen scholen zou stichten en daardoor voor de ontwikkeling van Noord-Brabant van eminente betekenis zou blijken. Ook van deze provinciale organisatie was Toon van Liempt vanaf de oprichting gedurende enige tijd secretaris.

Was hij eerzuchtig, zoals in een publicatie over hem werd opgemerkt? Zonder twijfel kan hij ambitieus worden genoemd, zijn talrijke functies en taken zoals hierboven weergegeven laten geen andere conclusie toe. Maar zijn tomeloze inzet was toch vooral een kwestie van maatschappelijk dienstbetoon, in de eerste plaats gericht op de vooruitgang en het welzijn van Waalwijk, dat hem zeer ter harte ging. Zelf merkte hij daarover op: Onze samenleving zou er al heel treurig uitzien, wanneer niemand méér deed dan wat eigenbelang hem gebiedt te doen. Hij haakte dan ook nauwelijks naar persoonlijke roem en aanzien. Kort na het overlijden van burgemeester Surmont de Bas Smeele in 1923 wist De Echo van het Zuiden te melden dat Van Liempt 'na rijp beraad' ervan had afgezien te solliciteren naar de post van burgemeester, iets wat kennelijk van hem verwacht werd. Vermoedelijk verwachtte hij meer te kunnen betekenen voor Waalwijk en de Langstraat in zijn positie als gemeentesecretaris en met de talrijke nevenactiviteiten die hij ondernam, dan in de destijds toch vooral ceremoniële functie van burgemeester.

Dat alles neemt niet weg dat Toon van Liempt wel degelijk zelfbewust was en trots. Hij maakte graag en veelvuldig gebruik van zijn bijzondere talenten als spreker en schrijver. Maar ook door zijn optreden ten tijde van de Waalwijkse raadhuiskwestie, en vooral nadat hij daarin met zijn standpunt het onderspit had gedolven, gaf hij blijk van een gevoel van eigenwaarde. Na de samenvoeging van Waalwijk met de buurgemeenten Baardwijk en Besoijen in 1922 bleek al snel dat het gemeentehuis, tot dat moment gevestigd in een negentiende-eeuws herenhuis, te klein was geworden. In 1927 viel het besluit tot nieuwbouw. Voor het ontwerp werden uiteindelijk drie architecten benaderd die daarover met elkaar in competitie zouden gaan, te weten Hendrik Valk, die voor Waalwijk al de karakteristieke neo-Byzantijnse Sint-Janskerk had ontworpen, Alexander Kropholler, bekend van zijn bouwwerken in traditionele stijl en ten slotte de in vakkringen gevierde, maar bij het publiek volslagen onbekende Limburgse architect Jos Klijnen.

Het ontwerp van Valk vond bij de ingestelde commissie van advies geen genade en dus bleven er twee kandidaten over. Een groter contrast dan tussen hun beider ideeën was nauwelijks denkbaar. Krophollers zeer traditionele ontwerp met een reusachtige trapgevel in baksteen was geïnspireerd op de middeleeuwen, robuust en romaans aandoend, met gebruikmaking van handgevormde kloostermoppen, van teakhout en zwaar smeedijzeren beslag. Daarentegen was Jos Klijnen verrassend modern met zijn uiteindelijke ontwerp, dat bestond uit drie onderling verbonden bouwdelen, die waren voorzien van grote gevelvlakken met onregelmatig geplaatste raampartijen en kleurrijke accenten in de kozijnen, en die werden afgedekt met gebogen lessenaardaken. De commissie van advies was daarover bijzonder enthousiast, maar veel Waalwijkers verafschuwden het moderne ontwerp van Klijnen, door een van de critici omschreven als 'een vliegveld-café-restaurant', door een ander als 'een hooischuur'. Velen gaven luidruchtig uiting aan hun mening, onder meer via een stroom van ingezonden brieven in De Echo van het Zuiden. Klijnen had echter wel degelijk ook medestanders, van wie de kunstenaar Theo van Delft en de kunstzinnige Gerard van Imbeeck, leraar Frans aan de H.B.S -beiden zeer goede vrienden van Toon van Liempt- zich het meest roerden. Maar hoezeer zij ook te berde brachten dat Waalwijk nu eenmaal geen historische stad was als Brugge of Heusden, waarop een historiserend ontwerp als van Kropholler zou aansluiten, maar een moderne industrieplaats, waarbij een eigentijds ontwerp het beste paste, de tegenstanders waren onvermurwbaar.

Uiteraard had gemeentesecretaris Toon van Liempt vanuit zijn functie intensief contact met beide architecten. In de loop daarvan raakte hij innig bevriend met Jos Klijnen en geheel in lijn met zijn gevoel voor artistieke kwaliteit ontpopte hij zich binnen de gemeentelijke organisatie als een hartstochtelijk voorstander van diens ontwerp. Tijdens de beslissende raadsvergadering van november 1930 was het secretaris Van Liempt die het plan van Klijnen toelichtte en verdedigde, de architect zelf was dat niet toegestaan. De afloop is bekend. De raad stemde tegen het ontwerp van Klijnen, formeel wegens de hoge bouwkosten, feitelijk natuurlijk omdat in het conservatieve bolwerk van schoen- en leerfabrikanten dat Waalwijk was, een modern ontwerp als dat van Klijnen gewoonweg niet geduld werd.

De raadsvergadering van 28 november 1930, waarop Toon van Liempt het ontwerp van Klijnen zo fervent had verdedigd, was zijn laatste optreden als gemeentesecretaris. Hij was ernstig ziek en trok zich na de vergadering terug uit de openbaarheid. Nog geen jaar later overleed hij, 47 jaar oud en door velen betreurd. Maar op zijn ziekbed had hij zijn echtgenote Dora bezworen om aan zijn vriend Jos Klijnen opdracht te geven een villa te ontwerpen en zo gebeurde. De villa, die in 1932 gebouwd werd op het achterterrein van Van Liempts woonhuis langs de Mr. Van Coothstraat, komt in zijn aanzien natuurlijk wel heel treffend overeen met Klijnens raadhuisontwerp en is zo als het ware een klinkend, zij het postuum protest van Toon van Liempt tegen de keuze van Waalwijk voor het raadhuis van Kropholler. Sinds een tiental jaren staat het pand, dat ook na ruim zeventig jaar nog altijd verrassend modern aandoet, op de lijst van beschermde rijksmonumenten, als monument van bouwkunst uiteraard. Maar goed beschouwd is het evenzeer een gedenkteken voor een van de meest actieve en betrokken inwoners die Waalwijk in de twintigste eeuw heeft gekend.

Appendix

Bronnen


  • F. van Liempt en J. Rosendaal,'M.A.J. (Toon) van Liempt; gemeentesecretaris en bestuurder,' De Klopkei (25e jaargang, 4e kwartaal 2001, blz.7-10).
  • 'Necrologie M.A.J. van Liempt,' De Echo van het Zuiden, 26 september -1926.
  • Joost Rosendaal,'De Raadhuiskwestie. Klynianen versus Krophollerianen 1929- 1932,’ De Klopkei (10e jaargang, nr. 1 1986, blz. 35-62).
  • Kirsten Schipper en Joosje van Geest, ‘Jos Klijnen’ (Rotterdam 1999).
  • Frans Vercauteren, 'Portret van een tijdvak. Neutraal of bijzonder onderwijs in Waalwijk?,' Meer dan onderwijs. 75 jaar Dr. Mollercollege,Waalwijk (Drunen 1991), blz.7-17.

Met dank aan Ad van Liempt, Rosmalen.

De oorspronkelijke tekst van dit artikel is met toestemming van auteur Jan A.F.M. van Oudheusden en uitgever Erfgoed Brabant overgenomen uit Brabantse Biografieën 8, Sprang-Capelle, Waalwijk, Waspik. Zie voor meer Brabantse biografieën de website van Thuis in Brabant.

Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen