Joachim Maria Hoffmans

Uit WaalwijkWiki
(Doorverwezen vanaf Joop Hoffmans)
Ga naar: navigatie, zoeken
Joop Hoffmans
GAW, fotonr. 71353
GAW, fotonr. 71353
Persoonsgegevens
Volledige naam Joachim Maria Hoffmans
Geboren Waalwijk, 29-12-1925
Overleden Waalwijk, 06-09-1944
Overige gegevens
Beroep(en) Scholier
Bijzonderheden overlijden Executie
Laatste adres Waalwijk, Grotestraat 349
Begraafplaats R.K. Begraafplaats St. Jan Baptist Waalwijk

Joachim Maria (Joop) Hoffmans (Waalwijk, 29 december 1925 – Waalwijk, 6 september 1944) was een zoon van Carolus Antonius Franciscus Hoffmans en Wilhelmina Anna Maria Helena Zijlmans. Joop was leerling van de Waalwijkse H.B.S.

Burgemeester Moonen was vroeg uit de veren op woendag 6 september 1944. Net als de meeste mensen vroeg hij zich af waar de bevrijders waren; de berichten over hun opmars waren nogal tegenstrijdig. Hij wandelde op en neer voor het gemeentehuis en klampte twee verzetslieden aan die helaas even weinig wisten als hij. Rond negen uur liep Moonen het gemeentehuis binnen, kort daarna gevolgd door twee vrouwen die hem wilden spreken. De tragedie was begonnen.

De vorige dag was een aantal NSB’ers en Landwachters gearresteerd. De ene vrouw was getrouwd, de andere verloofd met een Landwachter. Zij maakten zich natuurlijk grote zorgen over de twee mannen. Zij hadden immers ook de verhalen gehoord over wat er zou gebeuren met de ‘landverraders’ en zij vreesden het ergste. Zij wendden zich tot burgemeester Moonen, maar die kon hen niet verder helpen (de twee waren samen met tien anderen opgesloten in Sprang). Teleurgesteld liepen de vrouwen weer naar buiten. Het was inmiddels half tien geworden.

Gecamoufleerde voertuigen reden Waalwijk binnen. Het was de voorhoede van de Landstorm Nederland. Dit bataljon Nederlandse SS’ers, het kader was voor een groot deel Duits, was op weg naar het front bij Antwerpen. De SS’ers waren in een grimmige stemming. Woedend over de vlaggen die ze onderweg zagen, hadden ze in Vlijmen op een menigte geschoten en daarbij drie mensen gedood, waaronder een jongetje van amper zeven.

Ook in Waalwijk hingen overal vlaggen en de SS’ers stopten bij het stadhuis om die te laten verwijderen. Daar stapten juist de twee vrouwen naar buiten. Ze klampten de eerste Nederlandse officier die ze zagen aan en deden hun verhaal. De SS’er beloofde hen te helpen. Hij stormde met getrokken pistool de kamer van de burgemeester binnen en eiste dat de vlaggen werden binnengehaald en de twee mannen teruggegeven aan hun vrouwen. Aan dat eerste kon Moonen wel iets doen, aan het tweede niet. De Nederlandse officier wachtte een poosje tot de meeste vlaggen waren binnengehaald en wilde toen weer wegrijden, want hij zag ook wel in dat de burgemeester met de ontvoering niets te maken had. Op dat moment arriveerde zijn superieur, Hauptsturmführer Maasz. Ook bij hem deden de vrouwen hun beklag.

Maasz had een heel ander karakter dan zijn collega. Hij was een typische arrogante nazi voor wie een mensenleven weinig waard was. Een paar dagen daarvoor had hij nog een soldaat dood laten schieten omdat die wat benzine had gestolen. Hij beloofde de vrouwen dat hij het varkentje wel eens even zou wassen. Hij stapte op Moonen af, die naar buiten was gekomen en eiste de teruggave van de landwachters. Protesten wuifde hij weg: Moonen was immers burgemeester, hij moest maar weten waar de twee zaten. Hij gaf Moonen een half uur de tijd om de mannen te vinden. De burgemeester ging naar binnen en belde de leider van de Waalwijkse OD om raad. Maar ook die wist niet waar de landwachters zaten.

Het geduld van Maasz begon op te raken. Hij vroeg de vrouwen of ze niet meer wisten over de ontvoering. ‘Jawel,’ zei een van hen, ‘er was ook een jongen van Hoffmans bij.’ Daarop trokken de SS’ers naar het huis van de familie Hoffmans, dat was aangewezen door de vrouwen. Daar sleurden ze de 25-jarige Vincent en zijn 18 jaar oude broer Joop het huis uit. Helaas hadden de vrouwen het mis gehad. Een neef van de twee broers was betrokken bij de ontvoering, de broers waren echter geheel onschuldig en wisten dan ook niet waar de landwachters waren. Dat interesseerde Maasz niets. Hij zette de jongens en de burgemeester onder de lantaarn in het midden van het Raadhuisplein. Het was intussen half twaalf geworden. Maasz stelde een ultimatum: hij zou tot één uur wachten, dan moesten de verdwenen landwachters terug zijn. Zo niet, dan zouden de drie worden doodgeschoten.

Een half uur later begonnen de SS’ers zogenaamd voorbereidingen te treffen voor de executie, vermoedelijk om de drie mannen angst aan te jagen. Vincent kreeg het nu echt benauwd en zei tegen de SS’ers dat hij gehoord had dat de ontvoerde mannen ergens in de gemeente Sprang-Capelle zaten; waar wist hij niet. Maasz stuurde een auto, met Vincent als gids, naar Sprang. Die keerde na een half uur onverrichterzake weer terug in Waalwijk. Toen moest nog een vierde persoon onder de lantaarn gaan staan, dokter Piet Lenglet. Lenglet had van een agent gehoord dat de landwachters misschien vrij zouden worden gelaten en hij gaf dat bericht door aan Maasz. Toen er niets gebeurde, wilde Maasz weten van wie hij dat gehoord had. Lenglet wilde zijn bron niet verraden en voor straf werd hij bij de anderen gezet. Het was ongeveer kwart voor een.

De klok tikte onverbiddelijk verder. De najaarszon brandde ongenadig op de hoofden van de vier wachtende mannen: dokter Lenglet, met een van angst vertrokken gezicht; Vincent Hoffmans, schijnbaar onbewogen; zijn broer Joop met zijn handen lusteloos langs zijn lichaam hangend en burgemeester Moonen, de oud-officier, kaarsrecht en met opgeheven hoofd. Het ultimatum was verstreken, maar blijkbaar zat het Maasz toch ook niet echt lekker, want de tijd verstreek zonder dat er iets gebeurde. Burgemeester Moonen pleitte opnieuw voor de drie anderen. Hij wees erop dat dokter Lenglet, als leider van een Rode Kruisploeg, door het internationale recht werd beschermd. Maasz zwichtte uiteindelijk en liet Lenglet gaan. Het was kwart over een.

Het geduld van Maasz was nu echt op. Opnieuw na lang aandringen van Moonen, mocht er een priester bij komen. Deken Heezemans probeerde de drie ter dood veroordeelden wat moed in te praten. Vooral Joop, de jongste, had het erg moeilijk. Hij probeerde zich vast te klampen aan de priester. Toen klonk het gevreesde bevel: ‘Vooruit, het is tijd.’

Omdat de vrouw van burgemeester Moonen voor het raam van de woning aan het Raadhuisplein alles kon volgen vroeg Moonen als laatste gunst om de executie achter het gemeentehuis te laten plaatsvinden. Maasz stemde daarin toe. Samen met twee Nederlandse SS’ers begeleidde hij de drie mannen naar de plaats van executie. De drie Waalwijkers moesten naast elkaar gaan staan, met het gezicht naar de muur van het gemeentehuis. De twee SS’ers pakten hun wapen op. Toen gilde Maasz: ‘Feuer’ en de machinepistolen knetterden. Het was precies zeven minuten over half twee.

De twee onderofficieren bleken slechte schutters te zijn en pas na een genadeschot waren de burgemeester en Joop dood. Vincent overleefde als door een wonder de executie en het genadeschot. Terwijl deken Heezemans, die had gezien dat het genadeschot zijn doel miste, de SS’ers afleidde wist hij overeind te krabbelen en weg te rennen. Hij werd opgepikt en naar ’s-Hertogenbosch gebracht waar een operatie hem uiteindelijk het leven redde.

Inhoud

Afbeeldingen

Zie ook

Appendix

Bronnen


Externe links


Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen