Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie: verschil tussen versies

Uit WaalwijkWiki
Ga naar: navigatie, zoeken
 
(2 tussenliggende versies door één gebruiker worden niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
[[Bestand:ACWWK494 vakschool.jpg|300 px|rechts|thumb|Collectie Gemeentearchief Waalwijk]]
+
[[Bestand:ACWWK494 vakschool.jpg|300 px|rechts|thumb|Foto [[GAW]] nr.83012.]]
  
 
De '''Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie''' aan de Mr. van Coothstraat opende haar deuren op 2 november 1914 en werd gesloten op 1 augustus 1975. Het gelijktijdig opgerichte en aan de school verbonden 'Proefstation,' later [[Lederinstituut T.N.O.]], vertrok in 1997 uit Waalwijk.
 
De '''Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie''' aan de Mr. van Coothstraat opende haar deuren op 2 november 1914 en werd gesloten op 1 augustus 1975. Het gelijktijdig opgerichte en aan de school verbonden 'Proefstation,' later [[Lederinstituut T.N.O.]], vertrok in 1997 uit Waalwijk.
Regel 37: Regel 37:
 
Een deel van de machines werd overgedragen aan het [[Nederlands Leder en Schoenen Museum]]. Andere delen van de inboedel werden verkocht of geschonken, bijvoorbeeld aan de Streekschool voor Beroepsbegeleidend Onderwijs in ’s-Hertogenbosch. Ook het Lederinstituut T.N.O., dat in het gebouw gevestigd bleef,  nam bepaalde zaken over.
 
Een deel van de machines werd overgedragen aan het [[Nederlands Leder en Schoenen Museum]]. Andere delen van de inboedel werden verkocht of geschonken, bijvoorbeeld aan de Streekschool voor Beroepsbegeleidend Onderwijs in ’s-Hertogenbosch. Ook het Lederinstituut T.N.O., dat in het gebouw gevestigd bleef,  nam bepaalde zaken over.
  
 +
Het gebouw is sinds 1993 een [[Mr. van Coothstraat 55|gemeentelijk monument]].
  
==Bron==
+
{{Appendix||2=
 +
==Appendix==
 +
===Bronnen===
 +
----
 
De oorspronkelijke tekst van dit artikel is met toestemming van auteur Liesbeth Verwimp overgenomen uit: ‘Geschiedenis van de Middelbare Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie (M.V.L.S.) en van het Lederinstituut T.N.O.,’ ''De Klopkei'', 30e jaargang, 1e en 2e kwartaal 2006.
 
De oorspronkelijke tekst van dit artikel is met toestemming van auteur Liesbeth Verwimp overgenomen uit: ‘Geschiedenis van de Middelbare Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie (M.V.L.S.) en van het Lederinstituut T.N.O.,’ ''De Klopkei'', 30e jaargang, 1e en 2e kwartaal 2006.
 +
}}
  
 
[[Categorie: Schoenen en leder]]
 
[[Categorie: Schoenen en leder]]

Huidige versie van 12 mrt 2013 om 22:35

Foto GAW nr.83012.

De Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie aan de Mr. van Coothstraat opende haar deuren op 2 november 1914 en werd gesloten op 1 augustus 1975. Het gelijktijdig opgerichte en aan de school verbonden 'Proefstation,' later Lederinstituut T.N.O., vertrok in 1997 uit Waalwijk.

Inhoud

[bewerken] Commissies

Reeds in 1901 werd in de afdeling Waalwijk, Baardwijk en Besoijen van de Algemene Nederlandse Bond van Schoenfabrikanten het idee geopperd om een vakschool voor de schoenmakerij op te richten. In 1903 steeg het enthousiasme rond dit idee toen in Waalwijk een grote vaktentoonstelling gehouden werd. Vanuit de Bond van Schoenfabrikanten werd in 1904 een subcommissie opgericht voor onderzoek naar de oprichting van een vakschool. De commissie werd zonder resultaat opgeheven in januari 1905.

De gemeenteraad van Waalwijk richtte vervolgens op 30 januari 1906 de ‘Commissie voor de oprichting van een vakschool voor het schoenmakers- en leerlooiersbedrijf te Waalwijk’ op. Eerst dacht de commissie enkel een dagschool op te richten voor praktisch en theoretisch onderwijs in het schoen- en patroonmaken. Al snel kwam men tot de conclusie dat men grondiger te werk zou moeten gaan en ook een looiersschool zou moeten oprichten. De commissie werd uitgebreid met mensen uit de looierswereld en de leden brachten bezoeken aan instellingen in binnen- en buitenland, zoals de vakscholen te Wermelskirchen (Duitsland) en te Enschede. Hierop besloot men dat het wenselijk zou zijn een school op te richten voor theoretisch en praktisch onderwijs, voor schoenmakers en leerlooiers en met een technisch bureau voor onderzoek ten dienste van de industrie. De school moest volgens de commissie in Waalwijk gevestigd worden omdat Waalwijk al zeer lang het middelpunt van de lederindustrie vormde en bovendien aansloot bij de laatste ontwikkelingen. Waalwijk was ook centraal gelegen in de Langstraat en goed bereikbaar. Men wilde van de school bovendien een rijksschool maken. De gemeente zou moeten zorgen voor een terrein en een gebouw, het rijk zou het overige voor haar rekening nemen.

[bewerken] Legaat

De gemeenteraad van Waalwijk trok, dankzij het legaat van Mr. van Cooth, een bedrag van fl. 40.000,-- uit. De regering voorzag op de staatsbegroting van 1910 een post van fl. 10.000,-- voor een ‘Rijksschool voor Leerlooiers en Schoenmakers te Waalwijk’ onder hoofdstuk V van Binnenlandse Zaken en een post van fl.25.000,-- voor ‘een Proefstation en Inlichtingendienst aan genoemde Rijksschool verbonden’ onder hoofdstuk X van Landbouw, Nijverheid en Handel. Bij Koninklijk Besluit van 7 juli 1910 stelde de regering een ‘Commissie van Advies voor de Rijksschool voor leerlooiers en schoenmakers met daaraan verbonden Proefstation en Voorlichtingsdienst ten bate van de lederindustrie’ in met als leden de burgemeester van Waalwijk en belangrijke personen uit de leder- en schoenindustrie. J.L. van Gijn, een scheikundig ingenieur, zou de eerste directeur van de rijksschool en van het proefstation worden.

[bewerken] Gebouw

De gemeente Waalwijk kocht een stuk grond in Mr. van Coothstraat en de regering keurde de bouwplannen voor een hoefijzervormig complex van gebouwen goed. Het frontgebouw zou dienen voor het proefstation en de directeurskamer, één zijvleugel voor het looierijgebouw en één zijvleugel voor de schoenmakerijen. Op 2 november 1914 opende de looierijschool haar poorten. In de lokalen voor de schoenmakers zouden Belgische vluchtelingen een tijdelijk onderkomen vinden. Dit had tot gevolg dat de schoenmakersschool pas in september 1915 geopend werd. De oorlog had sowieso een grote invloed op het aantal leerlingen in de beginjaren, omdat vele patroonszoons en arbeiders gemobiliseerd waren.

Foto J. de Bont (Collectie Gemeentearchief Waalwijk).

[bewerken] Lesprogramma

Bij de oprichting waren er drie afdelingen van middelbaar niveau in de school: de lederbereiding, de machinale schoenfabricage en het handschoenmaken. De laatste afdeling kon niet behouden blijven en werd daarom in 1920 omgezet in wandelcursussen in het handschoenmaken. De dagcursus lederbereiding duurde één jaar en wilde een opleiding bieden voor bedrijfsleiders van lederfabrieken. De dagcursussen voor schoenmakers duurden twee jaar, één jaar voor het onderwerkmaken en één jaar voor het bovenwerkmaken. Ze waren bestemd voor de fabrikant, modelleur, werkmeesters en gezellen. Daarnaast bood men de mogelijkheid vier- tot zeswekelijkse cursussen in onderdelen van de lederbereiding en korte cursussen in onderdelen van de schoenmakerij te volgen. Het aanbod zou al snel uitgebreid worden, ook met avondcursussen (vanaf 1915) en wandelcursussen (vanaf 1918) en later met het leerlingenstelsel (vanaf 1957).

De avondcursussen werden ingericht voor lessen in zowel de looierij als de machinale schoenmakerij voor mensen die overdag werkten. Zowel jongens vanaf veertien jaar als oudere werknemers namen deel. Men wilde de gelegenheid geven ook lagere opleidingen te kunnen volgen aan de school. Die lessen vonden plaats in de winter omdat men dan ’s avonds niet laat werkte. Een wandelcursus hield in dat een leraar van de vakschool op locatie les ging geven aan gevestigde schoenmakerspatroons in de maatschoenmakerij. Het ging dus om wandelende of reizende leraren. De lessen werden gegeven in centra die voor de schoenmakerspatroons makkelijk te bereiken waren, aanvankelijk Haarlem, Utrecht en Zwolle. De eerste wandelende leraar was de heer Hoek. Deze cursussen waren van het begin af een groot succes.

Foto J. de Bont (Collectie Gemeentearchief Waalwijk).

[bewerken] Middelbare Vakschool

In het schooljaar 1940/1941 werd de naam van de school omgezet in ‘Rijksvakschool voor de Leder- en Schoenindustrie.’ Deze naam deed de ‘werkingssfeer’ van het instituut, namelijk het opleiden van toekomstige leiders in de leder- en schoenindustrie, meer tot uiting komen. In 1947 ontstond vervolgens het idee om van de rijksvakschool een middelbare nijverheidsschool te maken, zodat de school fysiek en organisatorisch aanzienlijk uitgebreid zou kunnen worden. Men wilde de cursus lederbereiding uitbreiden van één naar twee jaar en aan beide afdelingen meer vakken geven, vooral gericht op bedrijfsleiding, waar men in 1940 ook al duidelijk het accent opnieuw op wilde leggen.

Op 1 april 1948 zou de ‘Stichting Middelbare Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie’ in het leven geroepen worden die de school zou leiden. Deze bestond uit vertegenwoordigers uit de Vakgroepen Leder- en Schoenindustrie en afgevaardigden uit het gemeentebestuur. De stichting veranderde al in november in de ‘Stichting tot het geven van Nijverheidsonderwijs op het gebied van de Leder- en Schoenindustrie en daarmede verwante industrieën’ omdat naast de dagschool ook de avondschool en wandelcursussen onder de nieuwe stichting vielen en niet alle cursussen van middelbaar niveau waren. Per 1 september 1949 werd de rijksvakschool opgeheven en begon de nieuwe Middelbare Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie. De vanaf 1947 gemaakte plannen werden toen in praktijk gebracht. De fysieke uitbreiding zou nog tot 1955 op zich laten wachten. Samen met de herdenking van het 40-jarig bestaan van de school werd toen de nieuwe vleugel van de afdeling lederbereiding opengesteld. Daarnaast kreeg men een nieuw lokaal voor looiproeven in samenwerking met het Lederinstituut T.N.O. en in 1958 werden nieuwe praktijkruimten voor de afdeling machinale schoenfabricage voltooid.

[bewerken] M.T.S.

Per 1 augustus 1968 werd de middelbare vakschool een school voor middelbaar beroepsonderwijs en viel zo onder het middelbaar technisch onderwijs; het werd een M.T.S. Nadien telde de school echter nog maar weinig leerlingen en reeds aan het einde van 1968 stelde zich de vraag of de school niet van concept zou moeten veranderen, ofwel door het aanbod in de school op gebied van de leder- en schoenindustrie uit te breiden en/of aan te passen, ofwel door een ruimer aanbod te bieden bijvoorbeeld door een afdeling werktuigbouwkunde of elektrotechniek. Zo zou de school een normale M.T.S. worden met meer algemene vakrichtingen.

Vanaf het einde van de jaren ’60 probeerde het bestuur, vaak in samenwerking met het bedrijfsleven, nog propaganda te voeren voor de school. Dit leidde achter niet tot een verantwoord leerlingenaantal. De avondschool werd al stopgezet per 1 oktober 1971 en het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen verbood de school voor het schooljaar 1972/1973 nog eerste klassen te vormen. Als alternatief dacht men erover korte cursussen op technisch vlak in te richten of dagcursussen van enkele lessen per week voor leerlingen die praktisch werkzaam waren in de vakrichting. Dit alles ging onder andere wegens een gebrek aan leerlingen en aan financiën niet door. Uiteindelijk werden de poorten van de school op 1 augustus 1975 definitief gesloten. De sluiting had vooral te maken met het grote aantal bedrijfssluitingen in de schoen- en lederindustrie. Daarnaast kwamen ook steeds minder leerlingen vanuit het buitenland. Een deel van de machines werd overgedragen aan het Nederlands Leder en Schoenen Museum. Andere delen van de inboedel werden verkocht of geschonken, bijvoorbeeld aan de Streekschool voor Beroepsbegeleidend Onderwijs in ’s-Hertogenbosch. Ook het Lederinstituut T.N.O., dat in het gebouw gevestigd bleef, nam bepaalde zaken over.

Het gebouw is sinds 1993 een gemeentelijk monument.

Appendix

Bronnen


De oorspronkelijke tekst van dit artikel is met toestemming van auteur Liesbeth Verwimp overgenomen uit: ‘Geschiedenis van de Middelbare Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie (M.V.L.S.) en van het Lederinstituut T.N.O.,’ De Klopkei, 30e jaargang, 1e en 2e kwartaal 2006.

Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen