Pieter Henricus Cornelis Wijten

Uit WaalwijkWiki
Versie door Inekevandenhoudt (Overleg | bijdragen) op 26 aug 2013 om 19:00

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken


Pieter Wijten
GAW, Fotonr.20258
GAW, Fotonr.20258
Persoonsgegevens
Naam Pieter Henricus Cornelis Wijten
Geboren Waalwijk, 20-09-1839
Overleden Waalwijk, 12-02-1920
Burgerlijke staat Ongehuwd
Overige gegevens
Beroep(en) Wethouder en rentenier

Pieter Henricus Cornelis Wijten (Waalwijk, 20 september 1839 – Waalwijk, 12 februari 1920) was een zoon van bierbrouwer Antonius Wijten en Johanna de Bont. Hij was rentenier en stond bekend als ‘dienaar van het Roomse leven’ en ‘de weldoener van Waalwijk.’ Gedurende een korte periode was hij raadslid en wethouder.

Zijn voornaam dankte Pieter aan zijn grootvader, die rond de Napoleontische tijd vanuit Hilvarenbeek in Waalwijk was komen wonen en na het beroep van landbouwer/grutter dat van bierbrouwer was gaan uitoefenen. Een beroep dat hem in de loop van de jaren geen windeieren legde. Het gezin van Pieter senior telde vijf kinderen die op een na, Antonius, ongehuwd bleven. Antonius was evenals zijn vader bierbrouwer. Hij trouwde de niet onbemiddelde Johanna de Bont uit Dongen. Het gezin kreeg twee jongens. De jongste zou al na enkele maanden overlijden. Het andere kind, Pieter junior, zou de enige telg uit de familie Wijten zijn. Later zou blijken dat hij zelfs de laatste uit deze tak was, want ook Pieter bleef ongehuwd.

Pieter, vroom opgevoed, erfde de vermogens van zijn overleden familieleden vooral in de periode 1870-1875. Het was in die tijd dat zijn vader overleed, nadat hij het beroep van bierbrouwer geleidelijk aan had afgebouwd. Toen zijn moeder nog leefde werden vaders paard en rijtuig nog wel eens verhuurd, daarna ging Pieter als rentenier door het leven. Hij kon het zich veroorloven, want in 1894 en 1901 kwam hij voor op de lijst van de 300 hoogst aangeslagenen in de rijksbelastingen van de Provincie Noord-Brabant. Toch rustte hij niet, want tot aan zijn dood stond hij de katholieke samenleving met raad en vooral (financiële) daad terzijde. Het was de periode waarin de emancipatie van de katholieken volop in beweging was en die zou uitmonden in de periode van het ‘Rijke Roomse Leven.'

In katholieke kringen werd Pieter als 'de Waalwijkse weldoener' beschouwd. Bij de toekenning van het erekruis Pro Ecclesia et Pontifice -hem verleend door Paus Pius X in 1907- werd dat nadrukkelijk vermeld. Hij die 'zich geheel geeft voor de katholieke zaak en vorstelijke milddadigheid waar het gold de luister van Gods Huis.' Aan milddadigheid zou het ook in de volgende jaren niet ontbreken.

Al in 1858 had Pieter zich betrokken getoond, toen hij een nieuwe bewaarschool voor de Zusters van de Congregatie van Jezus, Maria en Josef (J.M.J.) mede bekostigde. Pieter voelde zich ook bijzonder betrokken bij 'zijn' Sint-Jansparochie, maar dat weerhield hem er niet van om bij de inhuldiging van pastoor Kuipers van de (toen) nieuwe Sint-Antoniusparochie (Waalwijk-Zuid) in 1902, samen met andere notabelen op de voorgrond te treden. Enkele jaren later, in 1908, kreeg Pieter het voor elkaar dat zijn oom, pastoor Henricus C. Wijten uit Raamsdonk, twee 'Oostenrijkers-in-zilver' schonk aan het R.K. Gasthuis te Waalwijk. Elk ter waarde van 1.000 gulden, een niet gering bedrag voor die tijd. Later zou de nalatenschap van deze oom aan Pieter toekomen. Het Gasthuis werd beheerd door de Zusters van J.M.J. en Pieter zou hen sowieso niet vergeten. In 1913 werd de kapel van de Zusters heringericht en voorzien van prachtige schilderingen van de Bossche kunstschilder Anton van Bokhoven. Pieter betaalde de hieraan verbonden kosten.

In datzelfde jaar werd er een rooms-katholieke jongensschool opgericht, de Sint-Petrusschool, genoemd naar de patroonheilige van Pieter Wijten. Pieter schonk voor de bouw van deze school niet minder dan 5.000 gulden, bijna een kwart (!) van de bouwkosten. Dit was nodig omdat van financiële gelijkheid van onderwijs pas in 1917 sprake zou zijn en er dus niet kon worden gerekend op een bijdrage van het Rijk in de bouwkosten. Bij de start van de school schonk de weldoener nog eens 1.000 gulden voor de inrichting van elk der klaslokalen.

Dat Pieter onderwijs en vorming in katholieke geest een meer dan warm hart toedroeg, bewees ook zijn steun aan het onderwijs in de Sint-Antoniusparochie. Sterker nog: op een gegeven moment zochten de eerwaarde Zusters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart naar een nieuw tehuis. Op dat moment zaten ze nog in de Antoniusstraat, waar ze actief waren in de kraam- en ziekenzorg. Wijten schonk hen de grond die gelegen was tussen de Eerste en Tweede Zeine voor de bouw van een klooster, school en patronaat. Ziekenverpleging en katholiek onderwijs waren hiermee gediend. Een rooms-katholieke lagere school kreeg later de naam 'Pieter Wijtenschool.'

Pieter Wijten was ook betrokken bij de oprichting van de R.K. Volksbibliotheek - een voortzetting van het een eeuw oude R.K. Leesgezelschap- als tegenhanger van de Nutsbibliotheek die op algemene grondslag was gestoeld. Later zou hij bij testament zijn gehele boekenbezit, waaronder 34 jaargangen van het tijdschrift De Katholieke Illustratie, aan de bibliotheek schenken.

Het paste in de geest van de sociale encycliek Rerum Novarum (1891) dat de Waalwijkse afdeling van de R.K. Lederbewerkersbond een vaandel aanschafte, dat door de pastoor in augustus 1913 werd ingewijd. Pieter Wijten had die aanschaf mede mogelijk gemaakt. In de genoemde encycliek werd het recht van de arbeiders zich te verenigen bepleit, ter behartiging van hun belangen. De bond -waarvan Pieter beschermheer was- stond voor de verheffing van de arbeidersklasse, maar was wars van het socialisme. Beschermheer was hij ook van de Leobond, de R.K. Werkliedenvereniging die onderdak vond in het verenigingsgebouw van de R.K. Gildenbond, dat in 1911 tegenover zijn woonhuis in de Grotestraat was gebouwd. In de bouwkosten van dit gebouw, eigendom van de Sint-Jansparochie, had hij een aanzienlijk aandeel. Ook de Spaarbank en de bibliotheek vonden onderdak in het gebouw.

Ondanks al deze inspanningen was de vrome, sociale doch ook rechtlijnige katholiek Pieter Wijten geen graag geziene figuur in de kringen van andere 'gegoeden' (fabrikanten) c.q. liberale katholieken. Dat werd hem onder meer duidelijk toen hij in 1887 de arena van de plaatselijke politiek betrad. Bij de raadsverkiezingen in dat jaar werd hij gekozen tot raadslid, zij het met het laagste aantal stemmen. Bij die gelegenheid prees de voorzitter, burgemeester jonkheer Van Grotenhuis, hem voor zijn ijver en nauwgezetheid, betoond bij zijn bestuurslidmaatschap van de Buitenpolder van Waalwijk. De voorzitter beklemtoonde daarbij Pieters onafhankelijke opstelling. In de raad ontbrak het daar kennelijk nogal eens aan. Toen korte tijd later de huisarts en wethouder dr.J.B. de Haan kwam te overlijden, werd Pieter in zijn plaats gekozen. Hij verwierf toen, waarschijnlijk door stampij binnen de raad, zelfs zes van de negen uitgebrachte stemmen. Al snel bleek echter dat dit zijn plaats niet was. Opvallend genoeg voerde hij bij raadsvergaderingen zelden het woord, dit in tegenstelling tot de wekelijkse vergaderingen van het college van B&W. Zijn (tussentijdse) verkiezing tot wethouder kreeg dan ook geen vervolg. Uit eigen beweging trok hij zich in 1889 uit de politiek terug. Het was zijn wereld niet. Wijten werd ook geen lid van het in 1907 opgerichte Waalwijks Belang, waarvan Jan Tielen secretaris en Van Everdingen penningmeester was. De laatste was tevens een actief bestuurslid van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Ook stelde hij zich niet herkiesbaar als bestuurslid van het R.K. Gasthuis.

Zijn relatie met De Echo van het Zuiden (lees: Antoon Tielen) was vaak evenmin van harte. Tijdens zijn wethouderschap besloot het College van burgemeester en wethouders eind 1887 om -in tegenstelling tot voorgaande jaren- de levering van schoolbehoeften niet meer aan Antoon Tielen te gunnen. Ook zou Antoon geen opdrachten tot de levering van schrijf- en bureaubehoeften voor de secretarie meer krijgen. De vergoedingen voor vermelding van te houden jaarmarkten in De Echo en in de Heusdense Courant werden eveneens stopgezet. De van oorsprong liberaal-katholieke redactie besteedde overigens wel aandacht aan Pieters weldaden, maar beperkte zich in de berichtgeving vaak tot het hoognodige waar het zijn persoon betrof. Bij zijn overlijden wijdde de redactie daar bijvoorbeeld slechts een beperkt aantal regels aan.

Behoorde Pieter Wijten in 1901 nog tot de 300 rijkste Brabanders, bij zijn overlijden op 12 februari 1920 zal dat, mede door zijn vele schenkingen, giften en donaties, ongetwijfeld niet meer het geval zijn geweest. Waarschijnlijk om zijn bezit aan allerlei goede doelen te besteden is zijn testament uit 1898 herhaaldelijk gewijzigd. Een klein jaar voor zijn overlijden kwam zijn laatste wilsbeschikking tot stand. Toch was zijn nalatenschap -waarbij deken-pastoor Nic. H.J. van Riel als executeur-testamentair optrad- nog van kapitale omvang. Aan zijn 'troetelkind' de parochie Sint-Jan de Doper vermaakte hij alle landerijen en twee kapitale huizen die in het centrum van Waalwijk aan de Grotestraat gelegen waren. Een en ander werd geraamd op 71.000 gulden. Het R.K. Gasthuis ontving 5.000 gulden, evenals het Broederklooster Onbevlekte Ontvangenis van de Broeders van Maastricht. Het R.K. Blindeninstituut te Grave kon rekenen op 2.000 gulden, het Doofstommeninstituut te Sint-Michielsgestel op 1.000 gulden en de Broederschap Heilige Franciscus Xaverius tot Voortplanting des Geloofs werd bedacht met 1.000 gulden. De Sint-Aloysiusstichting (Heilbron) te Heithuizen ontving ook 1.000 gulden. Voor de uitvoering van het testament ontving zijn vriend en pastoor Van Riel 3.000 gulden.

Toch was er nog het een en ander over voor een tweetal neven. Aan Petrus van Etten werden de 'Dellen onder Waspik' vermaakt en aan de weleerwaarde Johannes van Etten de zilveren 'pièce de milieu' (tafel-zilver). Ook het dienstpersoneel werd niet vergeten, zij ontvingen ieder 100 gulden voor elk jaar dat zij bij Pieter in dienst waren geweest. De dienstknecht Adriaan van Nooy mocht daarnaast zijn bed en toebehoren (lakens en kussens) meenemen. De twee dienstboden kregen de meubels uit de slaapkamer en bovendien honderd gulden voor de aankoop van rouwkleren voor de begrafenis en rouwperiode. Pieter had in zijn testament wel enkele voorwaarden gesteld. Op de parochiegeestelijkheid rustte de plicht om voor hem en zijn ouders vijftig jaar lang de jaargetijden te celebreren door gezongen heilige missen. Gedurende dezelfde periode diende de jaarlijkse voorlezing uit het zielboek plaats te vinden. Daarnaast moesten in het eerste jaar na zijn overlijden 100 heilige missen worden opgedragen voor 'de rust mijner ziel’ en 200 missen voor zijn ouders. Het testament hield tevens een besteding in van 3.000 gulden voor een monument op zijn graf en het onderhoud daarvan gedurende 50 jaar. Zo geschiedde. De katholieke gemeenschap was massaal aanwezig bij zijn plechtige uitvaart, Er werd gebeden en aan de armen werd brood uitgedeeld.

Pieter Wijten eindigde zijn leven aan het begin van de periode die als het 'Rijke Roomse Leven' bekend werd en bleef bij vele Waalwijkers tot lang na zijn dood voortleven als 'de Waalwijkse weldoener' .

Afbeeldingen

Bronnen

  • BHIC, Jaarverslagen van de Provincie Noord-Brabant,1894 en 1905.
  • GAW, Archief Parochie Sint-Jan Waal'wijk, Registrum Memorale Fundationes Missarum.
  • GAW, Bevolkingsregisters 2 en 8.
  • GAW, De Echo van het Zuiden, 1902, 1907 en 1914.
  • GAW, Raadsverslagen Waalwijk, 1887-1889.
  • Jeroen van Oss, Sint-Jan Waalwijk (1994).

De oorspronkelijke tekst van dit artikel is met toestemming van auteur Jan Rosendaal en uitgever Erfgoed Brabant overgenomen uit Brabantse Biografieën 8, Sprang-Capelle, Waalwijk, Waspik. Zie voor meer Brabantse biografieën de website van Thuis in Brabant.

Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen