Paulus Gerardi van Waelwijck
Paulus van Waelwijck | ||
Afbeelding gewenst | ||
Persoonsgegevens | ||
Naam | Paulus Gerardi van Waelwijck | |
Geboren | Waalwijk, circa 1528 | |
Overleden | Roermond, 23-07-1572 | |
Burgerlijke staat | Priester | |
Overige gegevens | ||
Beroep(en) | Kapelaan en secretaris van de bisschop van Roermond |
Paulus Gerardi van Waelwijck (Waalwijk, circa 1528 – Roermond, 23 juli 1572) was kapelaan en secretaris van de eerste bisschop van Roermond. Hij was een van de ‘Martelaren van Roermond.’
Paulus, zoon van Gerardus, werd omstreeks 1528 in Waalwijk geboren en werd daarom Paul van Waelwijck genoemd. Hij was seculier priester, kapelaan en secretaris van de eerste bisschop van Roermond, Wilhelmus Lindanus (van Lind). Paulus Gerardi was een zeer geleerd man en wordt onder de geleerdste priesters van zijn tijd gerekend. Daarbij was hij zeer welsprekend en godvruchtig en stichtte daardoor veel goeds. Bekend zijn ook de vele visitatiereizen die hij met zijn bisschop maakte.
1572 was een bloedig en berucht jaar. Op 24 juni 1572 werden de martelaren van Alkmaar in Enkhuizen opgehangen. Op 8 juli 1572 stierven de martelaren van Gorkum en op 23 juli 1572 die van Roermond, waaronder Paulus Gerardi. Op die dag werd Roermond namelijk door de troepen van Prins Willem van Oranje ingenomen. Willem had in Duitsland een leger van 17.000 ruiters en 7.000 man voetvolk op de been gebracht. Met deze grote krijgsmacht trok hij op 8 juli 1572 bij Duisburg over de Rijn om Gelderland en later Brabant en Vlaanderen in te nemen en de Spanjaarden te verdrijven. Eem groot gedeelte van het huidige Limburg hoorde toen onder Gelre, later Gelderland. Toen de prins bij Aldekerk op Spaans gebied gekomen was, eiste hij Roermond en Venlo op, maar deze steden bleven trouw aan Spanje. Roermond werd op 22 juli belegerd. In de nacht volgden vijf bloedige aanvallen die werden afgeslagen. Terwijl de stad aan de ene zijde werd aangevallen en verdedigd, werden aan de andere zijde de stadspoorten geopend en kon het leger van prins Willem de stad innemen. Een bedenkelijk gemis aan krijgstucht bij de Staatse troepen was oorzaak van moord en plundering, dit tot grote ergernis van prins Willem van Oranje.
De oudste geschiedschrijver van het bisdom Roermond, de Boschenaar Arnoldus Havensius, Karthuizer van hetzelfde Roermondse Klooster. [1] heeft een zeer merkwaardig verhaal van diens marteldood nagelaten in zijn hoogst merkwaardig boekje ‘Historica Relatio.’ [2] Zijn medebroeder Michael Uwens vertaalde de ‘Historica Relatio’ in het Nederlands en vulde het aan met de marteldood van Paulus van Waelwijck.
Havensius heeft gebruik gemaakt van alle betrouwbare gegevens uit het werk van de Karthuizer Sirius, dat slechts twee jaar na deze gebeurtenis in Keulen is uitgegeven (1574). Sirius heeft zijn geschiedenis van ontsnapte ooggetuigen. Met name werden genoemd Joanes Asz en Joachim van Tongerlo. De Bisschop van Roermond was op aandrang van de overheid tegen zijn wil gevlucht naar Vermond en begeleid door twee jongelingen was hij te voet de stad uitgegaan. Hij ging via Maastricht naar Douai in Frankrijk, waar hij verbleef tot de teruggave van de stad Roermond.
Na de inname werd o.a. de woning van de bisschop bestormd en geplunderd, het personeel vermoord en de kostbare bibliotheek vernietigd, veel goederen op karren geladen en weggevoerd.
Paulus van Waelwijck had zich intussen naar het klooster der Karthuizers, ‘Bethlehem’ geheten, begeven om hen bij te staan en voor te bereiden op de dood met de woorden: ‘Mijn liefste en beminde vrienden, ik ben hier tegenwoordig om met u lieden te sterven.’ Nadat de soldaten hem van zijn geld en zijn kleding hadden beroofd, trokken zij hem uit de kerk, voerden hem door het klooster onder beschimpingen, verwensingen en scheldwoorden, stompen en afranselingen naar de boomgaard. Daar gingen drie of vier soldaten hem met geweld te lijf, verwondden hem zwaar aan het hoofd, gooiden hem op de grond, doorschoten hem met een kogel en doorstaken hem nog met een degen. Daarna werd het lijk op gruwelijke en schandalige wijze onteerd door de soldaten. Het lijk werd de volgende dag op de plaats van de marteling begraven. Met Paulus werden ook twaalf Karthuizers vermoord.
Drie jaar later werden de beenderen van Paulus van Waelwijck opgegraven en in plechtige processie naar de kathedraal gevoerd waar ze in een van de zijmuren zijn bijgezet. Het Latijnse opschrift van de grafsteen, dat door bisschop Lindanus zelf werd opgesteld, luidde aldus:
D’Eerweerdichste Heere, Heer Wilhelmus Damasi Lindanus |
Het bisdom Roermond werd in 1559 ingesteld. De kerk van de H. Geest werd toen tot kathedraal verheven. Daarin werd Paulus van Waelwijck bijgezet. In 1611 werd de parochiekerk van stadspatroon St. Christoffel kathedraal. De kerk van de H. Geest werd in 1821 gesloopt. Roermond behoorde van 1811 tot 1853 tot het bisdom Luik. In het Bisschoppelijk Archief van Roermond zijn geen gegevens over de plek waar het gebeente en de grafsteen van Paulus van Waelwijck zijn gebleven. In de kerk van het voormalig Karthuizer klooster aan de Swalmenstraat is een epitaaf aangebracht, waarin het gebeente van de gedode monniken is neergelegd. Op dit grafmonument staat de volgende tekst:
Juigen zal het vernederde gebeente PSL.10 |
Na veel omzwervingen is het gebeente van de twaalf monniken op 20 maart 1911 in de kerk geplaatst. De kloosterkerk was toen in gebruik als Groot Seminarie. Eigenaardig is dat er dertien schedels zijn in plaats van twaalf. Aan het merendeel van de schedels kan men duidelijk sporen van marteling herkennen. Zou een van die dertien schedels van Paulus van Waelwijck zijn?
AppendixBronnen
De oorspronkelijke tekst van dit artikel is met toestemming overgenomen uit Sjef Vugts, ‘Paulus Gerardi van Waelwijck,’ De Klopkei (20e jaargang, 4e kwartaal 1996). VoetnotenExterne link |