Oud-Manhuis

Uit WaalwijkWiki
Versie door Inekevandenhoudt (Overleg | bijdragen) op 15 aug 2013 om 22:12

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Een van de eerste vormen die we kennen van een bejaardenhuis is het Oud-Manhuis of Proveniershuis. Het diende tot onderdak van oude arme mannen die ongehuwd of weduwnaar waren en waarvan de kinderen zelf nauwelijks of niet konden voorzien in eigen onderhoud. Deze vorm van bejaardenonderdak ontstond in de 16e en 17e eeuw. Andere vormen van bejaardenonderdak uit die tijd of reeds daarvoor zijn Godshuizen, Gasthuizen en Begijnhofjes of ook wel het oud-vrouwenhuis. Eerst in de 19e eeuw kwam in deze toestand verandering en ontstonden er de moderne bejaardenoorden. De Oud-manhuizen of Proveniershuizen ontstonden voornamelijk in de grote steden. Zo vinden we in Amsterdam nog resten van een oud-manhuis, dit in vereniging met Het Weeshuis (Kalverstraat). Het is wel zeer toevallig dat Baardwijk ook een Oud-Manhuis kreeg.

Inhoud

Stichter en beheerders

Het was op 15 mei 1544 dat Art Wouterszoon, alias Boekelaar vander Langer Strate bij testament zijn bezit beschikbaar stelde voor onderdak en verzorging van oude mannen. Deze Boekelaar vander Langer Straten was geboren in Besoijen en priester van het Bisdom Luik. Hij was rector van het Sint-Magdalena Klooster in ’s-Hertogenbosch, de plaats waar hij het voornoemde testament liet opstellen. De toestemming tot stichting van het Oud-manhuis werd verleend door keizer Karel V, als graaf van Holland. Dit octrooi werd verleend bijna vier maanden na het opmaken van het testament (september 1544). Hij stelde de Heer van Baardwijk en zijn opvolgers aan tot collateurs van het Oud-Manhuis. Een collateur is de persoon die de beslissing neemt of iemand al dan niet voor opname in het huis in aanmerking komt. Tot de Heren van Baardwijk, die patronen of collateurs waren, behoorden in de loop van de volgende eeuwen de geslachten De Jonghe, Renesse van Baar, Voorst en d’Overschie. Met de eerste Heer d’Overschie, Adriaan, breekt een nieuwe periode voor het Oud-Manhuis aan. Deze Heer bepaalde in zijn testament dat zijn opvolgers het tehuis in goede staat moesten houden en financiële tekorten dienden aan te vullen. Dat was in november 1724. Hoewel de nakomelingen van de Heer van d’Overschie aan de testamentaire opdracht voldeden, braken er in de Franse tijd slechte tijden aan voor het geslacht, dat meestal in België verbleef.

Zo weten we dat op 21 november 1812 het Centraal Bureau voor Weldadigheid van het kanton Waalwijk het Proveniershuis overneemt van Adrianis Vermeulen, die rentmeester was van de Heer van Baardwijk. Dit Bureau werd echter in 1816 in verband met de nederlaag van de Fransen opgeheven. Het beheer van het Huis komt rond die tijd in handen van de provincie Noord-Brabant. De gedeputeerde staten van deze provincie dragen vervolgens jonkheer Halfwassenaar van Onsenoort, districtsschout van Waalwijk, het beheer over het Oud-Manhuis op. Door het overlijden van deze jonkheer op 15 februari 1837 kwam het Oud-Manhuis zonder beheerder. Dat duurde tot het voorjaar van 1838. Toen gedeputeerde staten Johannes Loeff (burgemeester van Baardwijk), Johannes Baselmans, (pastoor van Baardwijk) en Jan Willem Olifiers (rentmeester van de Heerlijkheid Baardwijk), tot commisarissen van het Huis benoemden. Tien jaar later werd een nieuwe commissie samengesteld, omdat de heren Loeff en Olifiers overleden waren. Tot nieuwe leden werden benoemd Hendrik Loeff (burgemeester van Baardwijk) en Jan Schouten. Pastoor Baselmans blijft commissaris (regent) tot aan zijn dood in 1884. Toen werd hij opgevolgd door pastoor G. van Haaren. Het werd ook een gewoonte dat de burgemeesters bij opvolging lid van de commissie waren. Dit was het geval tot en met burgemeester Moonen. In 1888 kwam het Oud-Manhuis in bezit van het kerkbestuur van Baardwijk, later werd het eigendom van de St. Antoniusstichting.

De bouw en de bezittingen

Over de eerste bouw van het huis is weinig bekend. Wel blijkt uit het testament van 1544, hiervoor genoemd, dat het een boerderij met erf is geweest. In een akte uit 1806 lezen wij dat het uit 1544 daterend gebouw nog steeds werd gebruikt en bewoond. Toen het gebouw in 1888 verkocht werd aan het R.K. Kerkbestuur van Baardwijk, besloot dit het Oud-Manhuis direct te slopen en een nieuw tehuis te bouwen. Deze bouw werd mogelijk gemaakt doordat Douarière Antoon Smits, Vrouwe van Baardwijk, een bedrag van fl 20.000 schonk. Haar dochter legde namens haar de eerste steen van de bouw. Op 1 juli 1889 komen de eerste vier mannen in het nieuwe tehuis. Het huis dat samen met een klooster en een school een gebouw vormde kreeg de naam St. Antoniusgesticht of Liefdesgesticht. De naam St. Antonius werd aan het gebouw gegeven ter ere van Vrouwe Antoon Smits, die door haar gift de bouw mogelijk maakte. Het huis werd in 1959 verbouwd tot Sint Clemenshof en in1985 gesloopt.

De verdere bezittingen van het Oud-Manhuis waren, zoals in 1848 werd vastgelegd: -een stuk bouwland, groot 28 roeden en 30 el -een stuk bouwland genaamd De Akkers, groot 61 roeden -een stuk hakhout, genaamd De Akkers, groot 77 roeden en 64 el -een stuk hooiland, over de 3e brug, groot 73 roeden en 62 el

De drie laatste percelen waren nabij het Oud-Manhuis gelegen. Naast deze onroerende goederen waren er nog aan roerende bezittingen: -een geldbedrag ad fl 2200,--, 3 obligaties op de Polder van Baardwijk groot fl 2000--, 8 obligaties op dezelfde Polder groot fl 3.050,-- en een rente op het huis van N. van Ballegooy te Almkerk,.


De bewoners

Bij de oprichting van het Huis in 1544 waren 8 mannen de bewoners. Het aantal oude mannen van het huis wisselde doorlopend, doch kwam niet boven de 10 uit. In 1806 waren er 8 mannen en 1 meid. Uit 1818 is bekend dat 3 mannen en 1 dienstmeid nl. Adriaan Oerlemans, Adriaan Kogels, Peter van de Grient en Johannes van Helvoirt, allen ouder dan 60 jaar, binnen 8 maanden overleden. Er bleven toen nog 2 mannen over, waaronder Sebastiaan Eeltjes. Ook in 1884 waren er weer 2 mannen. Dit aantal bleek te gering te zijn voor de instandhouding van het Huis, vandaar dat er ook 2 gezinnen onderdak kregen. Bij de opening van het Sint Antoniusgesticht bewoonden 4 zusters van J.M.J. en 4 oude mannen het pand. Daarna liep het aantal inwoners op en bedroeg in de latere jaren gemiddeld 16. Met betrekking tot de bewoners vermelden we verder nog het volgende: in het reglement van het Oud-Manhuis (1840) staat dat als men van het Fonds wil genieten, men ongehuwd of weduwnaar en R.K. moet zijn. Men moet een ouderdom van 60 jaar hebben bereikt en in hulpbehoevende omstandigheden verkeren. De bewoners moesten zoveel mogelijk in eigen levensonderhoud voorzien. Overigens hadden zij het recht op 60 vaten rogge per jaar van de Baardwijkse molen.

De geschiedenis van het Oud-Manhuis is boeiend. Het maakt deel uit van de historie van de Heerlijkheid Baardwijk. Baardwijk was eens een Zuid-Hollands dorp van niet geringe betekenis. Het is jammer dat de ‘Hollanders” deze betekenis niet erkenden.

Appendix

Bronnen

  • De oorspronkelijke tekst van dit artikel is met toestemming van auteur Joost Rosendaal overgenomen uit De Klopkei (1e jaargang, nr. 3, 1977 ).

Noot van de redactie

De auteur was 13 jaar toen hij dit artikel schreef.

Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen