Laurentius Johannes Slaats

Uit WaalwijkWiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Frans Slaats
Collectie SALHA/GAW, fotonr.71214
Collectie SALHA/GAW, fotonr.71214
Persoonsgegevens
Naam Laurentius Johannes Slaats
Geboren Waalwijk, 11-06-1912
Overleden Waalwijk, 06-04-1993
Burgerlijke staat Gehuwd met Cornelia Johanna Vesters
Overige gegevens
Beroep(en) Slagersknecht, profwielrenner en vertegenwoordiger

Laurentius Johannes (Frans) Slaats (Waalwijk, 11 juni 1912 – Waalwijk, 6 april 1993) was het derde van de twaalf kinderen van leerhandelaar Laurentius Johannes (Frans) Slaats (1881-1956) en Aleida Bijlhout (1884-1970). Hij trouwde op 8 augustus 1950 met Cornelia Johanna Vesters, dochter van een schoenfabrikant en was slagersknecht, profwielrenner en later vertegenwoordiger van beroep.

Frans stond als Laurentius Johannes ingeschreven bij de burgerlijke stand, hij was vernoemd naar zijn vader. Zijn roepnaam Laurens verbasterde in de loop der jaren eerst tot Laufrens, daarna Frens en ten slotte Frans. Al heel jong wilde hij wielrenner worden. Zijn ouders vonden echter dat het slagersvak hem een betere toekomst zou bieden en dus werd Frans slagersknecht. De hele dag jakkerde hij op zijn zware transportfiets door Waalwijk om bestellingen te bezorgen. Op zondag scheurde hij achter de bus aan naar de Tilburgse wielerbaan, want daar fietste ' De Pijn ', Jan Pijnenburg, toen al een gerenommeerd baanrenner en Frans' grote voorbeeld. Geïnspireerd door De Pijn en zijn collega's sprong hij na afloop weer enthousiast op de slagersfiets, om zo hard mogelijk en dikwijls met een grote omweg naar huis te gaan.

Toen op een dag de trainende Tilburgse wielerclub Vitesse passeerde, bedacht Frans zich geen moment. Hij sprong op zijn slagersfiets en ging er achteraan. Ondanks zijn zwaar vehikel kon hij het hoge tempo moeiteloos volgen. Dat beviel de coureurs niet en uiteindelijk manoeuvreerden ze hem in een sloot. Maar Frans klom eruit en sloot gewoon weer aan. Vanaf dat moment wist hij het zeker ' Ik word wielrenner '. Tegen de zin van zijn ouders in kocht Frans van zijn spaarcentjes zijn eerste racefiets. Hij werd lid van Vitesse en won, zowel op de weg als op allerlei gras- en zandbaantjes, direct zijn eerste prijzen. Als nieuweling was hij nauwelijks te verslaan en hij werd zelfs bijna Nederlands kampioen op de weg. Bijna, want alleen aan de leiding werd hij helaas een verkeerde weg opgestuurd. In 1932 werd hij tweede bij het Nederlands kampioenschap voor amateurs. Hij werd uitgezonden naar het wereldkampioenschap in Rome, waar hij tot twintig kilometer voor de finish deel uitmaakte van de kopgroep, maar een lekke band kostte hem een ereplaats. Frans zat altijd op de fiets, overdag voor zijn beroep als slagersknecht en 's avonds na het werk ging hij trainen. In het weekend fietste hij naar wedstrijden en na afloop keerde hij bestoft en bezweet terug naar huis. Ook als er geen wedstrijden waren, kreeg zijn fiets geen rust. Een familiebezoekje in Amsterdam was dan geen uitzondering.

Veel gemeenten in Noord-Brabant hadden in de jaren dertig van de vorige eeuw een wielerbaantje. Ook Waalwijk kreeg in 1933 zijn eigen baan, die mede door de successen die Frans toen al boekte onder grote belangstelling werd geopend. Maar liefst 1500 belangstellenden zagen de toen beroemde wielrenner Jan Pijnenburg het startschot lossen. Onder de deelnemers bevonden zich, behalve Frans, ook zijn twee jongere broers Kees en Antoon. Beiden waren, geïnspireerd door de prestaties van hun grote broer, ook wielrenner geworden. leder in zijn eigen klasse, reden de broers zich die dag alle drie in de prijzen. Kees werd uiteindelijk een goede amateur en Antoon pikte eveneens regelmatig zijn prijzen mee. Maar ze konden niet tippen aan het talent van Frans. Die verliet in maart 1933 de rangen der amateurs. Zijn debuut als onafhankelijke tussen de grote mannen als Pijnenburg en Braspennincx maakte veel indruk. Zoveel zelfs, dat het hem behalve veel publiciteit ook twee contracten opleverde voor koppelwedstrijden met Jan Pijnenburg en Jan van Hout, niet-officieel houder van het werelduurrecord. In mei 1934 werd Frans professional. Hij bleef zoals hij was, innemend en voor iedereen aanspreekbaar. Zijn populariteit groeide met de dag. Hij ging trainen in het pas geopende Antwerpse Sportpaleis waar ook Jan Pijnenburg rondreed. ' De Pijn ' hielp hem over zijn angst voor de hoge bochten heen, leerde hem alle fijne kneepjes van het baanwielrennen, gaf hem inzicht in de koppelkoersen en leerde hem de kunst van het achtervolgen. Toen Frans eenmaal met Pijnenburg een koppel vormde, kwam de routine vanzelf. Het koppel Pijnenburg-Slaats was een koningskoppel, maar wel een van twee tegenpolen. Pijnenburg werd -vanwege zijn vurige en driftige karakter, samen met zijn explosieve eindsprint- ook wel ' Jan Kanonbal ' genoemd. Slaats was een tempobeul die, eenmaal op stoom, niet meer te stoppen was. Vandaar zijn bijnaam ' de Brabantse Locomotief '.

Uiteindelijk koos Frans Slaats definitief voor de baan. In die discipline probeerde hij alle onderdelen uit. In de koppelcoursen had hij zich al bewezen en ook zijn debuut achter de motoren werd een daverend succes. In zijn eerste wedstrijd achter tandems vernederde hij de Belgische kampioenen. Maar de echte specialiteit van Slaats werd de achtervolging. Zijn aangeboren souplesse in combinatie met zijn wilskracht en vermogen om nooit te verzwakken, maakten hem tot een fabuleus achtervolger. Op 27 juli 1937 werd hij Nederlands kampioen achtervolging door in de finale zijn maat Pijnenburg te verslaan in de beste tijd die toen ooit op een buitenbaan was gereden (6 min., 26.4 sec.). Inmiddels had hij ook zijn opwachting gemaakt in de wereld van de zesdaagse. Een gebroken voet in Amsterdam en een gebroken sleutelbeen in Brussel zorgden voor een vroegtijdig einde aan zijn eerste en tweede zesdaagse. Maar klasse verloochent zich niet. Na verschillende ereplaatsen won hij in Amsterdam samen met Adolphe Charlier (1907-1967) zijn eerste zesdaagse. Frans startte 27 keer in een zesdaagse en eindigde daarin zeven keer als winnaar, waarvan tweemaal met Pijnenburg en driemaal met Pellenaars.

Aan de suprematie van het koppel Slaats-Pijnenburg kwam in 1937 een einde tijdens de zesdaagse van New York. Na een meningsverschil ontstond een breuk in dit zo succesvolle duo. Kees Pellenaars werd Frans' nieuwe koppelgenoot. ' De Pel ' was brutaal, gehaaid en had een vlijmscherpe eindsprint. Ook deze combinatie werd een succesformule. Uit heel Europa stroomden de contracten binnen, van Milaan tot Kopenhagen. Hun overmacht was zo groot dat ze in België door de journalist Karel van Wijnendaele voor wat betreft de wielersport tot ' staatsvijand nummer 1 ' werden gebombardeerd.

Voor het werelduurrecord had Frans zelf geen ambitie. Maar de pers bleef erop hameren dat alleen hij in staat was het record met succes aan te vallen. Ook Joris van den Bergh, sportjournalist en wielerpromotor, bleef op hem inpraten. Volgens hem was Frans—die hij omschreef als ' een stylist, een artiest van de souplesse met een onuitputtelijk krachtenreservoir '— in staat 45,6 kilometer te rijden in 1 uur. Genoeg voor een nieuw wereldrecord. Hiervoor had hij een schema opgesteld gebaseerd op rondetijden van 31,1 seconden. Telkens na 31,1 seconden zou een belsignaal klinken. Daarop moest Frans zich richten bij het passeren van de finishlijn. Uiteindelijk ging Frans er zelf ook in geloven. Hij had immers al eens ruim 43 kilometer gereden op een zware betonnen baan, zonder voorbereiding en met slecht weer. Na een geslaagde test in Deurne stond het voor hem vast: hij ging het werelduurrecord aanvallen. De vorm was er en het systeem met de bel werkte prima.

In de laatste week van september 1937 zou dit officieel moeten plaatsvinden op de Vigorellibaan in Milaan. Dan was hij daar toch in de buurt voor een criterium in Zürich en een koppelwedstrijd in Milaan. Na een zeer vermoeiende wedstrijd in Zürich kwamen Slaats, Pellenaars en hun Belgische manager Versnick aan in Milaan. Er werd besloten om op dinsdag 28 september 1937 een poging te wagen, maar slecht weer zorgde voor uitstel en de heren belandden in een café waar tot diep in de nacht de nodige glaasjes genuttigd werden. De volgende dag was het weer opgeklaard en ging het dan toch gebeuren. Een bloednerveuze Pellenaars begeleidde een rustige, ontspannen Slaats naar de start. Versnick stond klaar om met de bel het vereiste signaal te geven. Slaats startte flitsend. De eerste tien kilometer werden binnen dertien minuten afgelegd, een nieuw wereldrecord. Daarna liep het tempo wat terug en halverwege lag hij iets achter op schema. Geleidelijk aan versnelde hij en telkens als Versnick de bel luidde was hij de finishlijn verder gepasseerd. Na een uur had hij 45 kilometer en 558 meter afgelegd, 160 meter meer dan het oude record van M. Richard uit 1936. Dolblij en schijnbaar onvermoeid was zijn commentaar nuchter als altijd: ' In moeilijkheden ben ik niet geweest, alleen jammer dat ik in het eerste half uur zo voorzichtig heb gefietst '. Hoe sterk hij op dat moment als renner was, blijkt uit het feit dat hij de zondag daarop samen met Pellenaars ook nog zijn contractuele wedstrijd in Milaan won.

Tijdens de huldiging op het gemeentehuis heft werelduurrecordhouder Frans Slaats het glas met burgemeester Moonen (Collectie SALHA/GAW, fotonr. 40687).

Het thuisfront en zelfs de landelijke media hadden in spanning met Frans Slaats meegeleefd. Vandaar dat Judocus Timmermans als voorzitter van Waalwijks Belang op dinsdagavond 5 oktober 1937 een grootse huldiging organiseerde. In een open auto die geflankeerd werd door acht fakkeldragers, werden Frans en zijn ouders thuis afgehaald en -voorafgegaan door de harmonie Sint-Jan- door een overvolle Stationsstraat naar het raadhuis gereden. In het bijzijn van het gehele gemeentebestuur, sportofficials en voorzitters van sportverenigingen werd Frans door burgemeester E.C.J.Moonen n de raadzaal gecomplimenteerd. Frans was ' een ster aan den wielerhemel ' volgens de burgemeester. Hierna werd hij op het bordes door de verzamelde menigte toegejuicht. In `De Twee Kolommen' werd het feest later voortgezet. Polygoon legde deze huldiging op film vast en de Waalwijkse radiodistributie had ervoor gezorgd dat alle toespraken in het stadhuis en in De Twee Kolommen zowel op straat als in de huiskamers te beluisteren waren.

Slechts ruim een maand was Frans Slaats recordhouder. Op 3 november 1937 nam zijn rivaal Maurice Archambaud de titel van hem over. Met Pellenaars bleef hij echter tot de oorlogsjaren heersen op de Europese wielerbanen. Alleen al in koppelwedstrijden zegevierde Frans meer dan 300 keer. Het aantal overwinningen in achtervolgingen en andere disciplines was minstens zo groot. Maar het wielerleven was wel zwaar, mede door de grote afstanden. Zo won hij ooit, samen met Pijnenburg, in Kopenhagen een vier uur durende koppelwedstrijd, daags nadat hij in Scheveningen een wegwedstrijd had gewonnen.

De oorlog maakte een vroegtijdig einde aan zijn wielercarrière. Hij was twee maanden voor wedstrijden in Argentinië toen de oorlog uitbrak en hem het terugkeren onmogelijk maakte. Pas na vijf jaar kon hij weer naar huis, maar zijn thuiskomst was vreselijk. Vier van zijn broers waren door de Duitsers omgebracht. Na een aanslag op een beruchte NSB'er waren zij, hoewel onschuldig, vlak voor de bevrijding op 8 oktober 1944 door de SD opgepakt. Via het beruchte kamp Amersfoort waren ze op transport gesteld naar het concentratiekamp Neuengamme. Jules (16 jaar) en Herman (34 jaar) zijn daar eind 1944 omgekomen. George (21 jaar) stierf in januari 1945 in kamp Meppen en Gerard (22 jaar) in februari 1945 in Bergen Belsen. Zijn zus Anneke (26 jaar) overleed tijdens de oorlogsjaren in een klooster.

Meedoen aan wedstrijden lukte uiteraard niet meer, maar Frans ging niet verloren voor de wielersport. Hij werd vertegenwoordiger bij Magneet rijwielen en werkte daarna in de autobranche. Geruime tijd was hij lid van de sportcommissie van de Nederlandse Wielerunie en maakte hij deel uit van de Club van 48, een vereniging die zorgde voor de verkiezing van Renner van het Jaar. Hij werd benoemd tot erelid van wielerclub Excelsior. Op 77-jarige leeftijd was Frans nog actief als toerfietser en zelfs toen nog kon niemand hem ' lossen '. Er was evenwel ook niemand die hem de sloot in wilde sturen: de gentleman-renner genoot louter respect.

Frans won ontelbare eerlijke wedstrijden, maar zijn laatste strijd was een ongelijke. In een ongeneeslijke ziekte moest hij zijn meerdere erkennen. Hij overleed op 6 april 1993, 80 jaar oud.


Appendix

Bronnen

  • Wim Amels, Wielerrevue (1993), afl. 25-26.
  • Archief familie J. Slaats, Plakboeken.
  • Brabants Dagblad, 7 april 1993.
  • Joris van den Bergh en Karel Lotsy, Mysterieuze krachten in de sport (Amsterdam 1943).
  • Joris van den Bergh, Sport Echo (1937).
  • GAW, De Echo van het Zuiden, 1932-1939.
  • GAW, DVD Blik op Waalwijk (Waalwijk 2004).
  • Houdoe Waalwijk, donderdag 12 december 1996.
  • Peet Kappen, Helden: Wielersport in Brabant 1 (2007).
  • De Maasroute, juli 1984.
  • Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, 5 oktober 1937, TDP 131.
  • De Telegraaf, april 1993.

De oorspronkelijke tekst van dit artikel is met toestemming van auteur Frans Slaats (HermanZn) en uitgever Erfgoed Brabant overgenomen uit Brabantse Biografieën 8, Sprang-Capelle, Waalwijk, Waspik. Zie voor meer Brabantse biografieën de website van Thuis in Brabant.

Zie ook Frans Slaats-sigaren.

Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen