Henricus Josephus Johannes Mokcaarts

Uit WaalwijkWiki
Versie door Inekevandenhoudt (Overleg | bijdragen) op 23 mrt 2014 om 22:32

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
Henricus Josephus Johannes Mokcaarts
Collectie Brabants Historisch Informatie Centrum. Algemene reclasseringsvereniging ’s-Hertogenbosch, inv.nr.545.
Collectie Brabants Historisch Informatie Centrum. Algemene reclasseringsvereniging ’s-Hertogenbosch, inv.nr.545.
Persoonsgegevens
Naam Henricus Josephus Johannes Mokcaarts
Geboren Haarlem, 25-07-1833
Overleden Amsterdam, 15-02-1014
Burgerlijke staat Gehuwd met Petronella Wilhelmina Blansert en Maria Jacoba van Sluijters
Overige gegevens
Beroep(en) Winkelier, vrijwillig soldaat, marechaussee, griffiemedewerker en winkelbediende


Henricus Josephus Johannes Mokcaarts (Haarlem, 25 juli 1833 – Amsterdam, 15 februari 1914) was een zoon van Johannes Jacobus Mokcaarts en Adriana Vernout. Hij kwam in 1863 als marechaussee naar Waalwijk en kreeg een verhouding met de echtgenote van de cipier van het Waalwijkse huis van bewaring. De affaire leidde in 1869 tot de moord op de cipier.

Net 20 jaar oud, stapte Henricus in 1853 in Haarlem in het huwelijksbootje met Petronella Wilhelmina Blansert. Uit het huwelijk werd in 1853 een dochtertje geboren. De na de bevalling optredende complicaties werden de jonge moeder echter fataal en in het daaropvolgende jaar overleed ook Henricus’ dochtertje. In 1856 trad Henricus in het huwelijk met Maria Jacoba van Sluijters. Rond die tijd werd ook duidelijk dat hij grote financiële problemen had, die op 16 maart 1857 uitmondden in een faillissement. Na wat we tegenwoordig een ‘vechtscheiding’ noemen, werd het huwelijk van Henricus en Maria op 12 november 1862 ontbonden

Nadat Henricus zich in 1859 voor de duur van zes jaar had verbonden aan de Infanterie, stapte hij drie jaar later over naar de marechaussee en kreeg als standplaats ’s-Hertogenbosch toegewezen. Op 13 april 1863 werd hij overgeplaatst naar Waalwijk en in augustus 1866 ging hij in de kost bij Frederik van der Steen, cipier van het Waalwijkse huis van bewaring, en diens echtgenote Anna Stada. Al gauw bleken Henricus en Anna elkaar meer dan aardig te vinden en gonsde het in Waalwijk van de geruchten.

Wachtmeester Takens van de marechaussee vroeg onmiddellijk om overplaatsing van Henricus, die vervolgens gestationeerd werd in Eindhoven en Gemert. Dit betekende echter niet dat het contact tussen de geliefden verbroken werd, integendeel. Henricus en Anna onderhielden een regelmatige briefwisseling en in het voorjaar van 1867 werd zelfs een rendez-vous beraamd in Boxtel. Voordat Anna met de diligence weer naar Waalwijk vertrok, knipte zij voor Henricus nog een lok van haar blonde haren af en schonk hem een portretje dat ze eerder in Waalwijk had laten maken door een rondreizende portrettekenaar.

In 1868 ging Henricus met pensioen en binnen enkele maanden meldde hij zich weer in huize Van der Steen. Met grote tegenzin stemde Frederik ermee in Henricus, die een baantje had gevonden op de griffie, weer in huis te nemen. Ondertussen was het voor iedereen in Waalwijk duidelijk dat Anna het nog steeds ‘zeer goed’ kon vinden met Henricus en het roddelcircuit kwam al snel weer op gang. Op een gegeven moment zag Anna in dat het zo niet verder kon en verbrak zij haar relatie met Henricus, die daarop de woning verliet en introk bij de familie Brands. In mei 1869 meldde hij zich weer bij huize Van der Steen om nog wat spullen op te halen. Van der Steen herinnerde hem eraan dat hij nog geld tegoed had, waarop Henricus zo boos werd dat hij, met de kachelpook in de aanslag, dreigde de hersens van Van der Steen in te slaan. Hij wist zich op het laatste moment echter te beheersen, gooide de pook in de hoek en verliet de woning

Nog steeds stapelverlief op Anna Stada, begaf Henricus Mokcaarts zich in de vroege ochtend van 10 juli 1869 andermaal naar de woning van de familie Van der Steen. Voor het raam van Anna bleef hij staan, met een pistool in zijn hand. Half smekend zei hij tot haar: ‘Laat u eens zien,’ terwijl hij in de richting liep van het achter de woning staande kippenhok. Hij ontdeed zich daar deels van zijn kleding. Nabij het kippenhok zag wachtmeester Takens, zijn voormalige chef bij de marechaussee, hem gedeeltelijk ontkleed zitten met een pistool in zijn hand. De wachtmeester liet snel de kantonrechter, Jacob van Heusden die in Besoijen Villa Lederhandel bewoonde, waarschuwen over dit voorval. De ontredderde Henricus Mokcaarts dreigde zichzelf te zullen doden, zodra ‘zijn’ Anna zich zou vertonen. Zijn oud-chef kalmeerde hem en vertelde dat zijn geliefde naar ’s-Hertogenbosch was vertrokken. Bereidwillig liet Henricus daarna het geladen pistool door wachtmeester Takens uit zijn hand nemen. Van de kantonrechter kreeg hij de raad om Waalwijk te verlaten. Van Heusden nam hem drie dagen later zelf mee naar ’s-Hertogenbosch, waar hij -via zijn halfbroer Willem Constans die een boekwinkel had in de Hinthamerstraat-zowel voor onderdak als voor werk gezorgd had.

In ’s-Hertogenbosch werd Henricus alsmaar depressiever en met de bedoeling zichzelf voor de ogen van Van der Steen en Anna Stada van het leven te beroven, zo zou hij later verklaren, begaf hij zich op 1 september met twee pistolen op zak te voet naar Waalwijk. Het was echter cipier Frederik van der Steen die dezelfde avond dodelijk getroffen werd door een kogel uit het pistool van Henricus Mokcaarts.

Door zijn voormalige collega’s van de marechaussee werd Mokcaarts enkele dagen later overgebracht naar het huis van bewaring in ’s-Hertogenbosch. De rechtbank aldaar veroordeelde hem tot de doodstraf. Henricus’ advocaat diende een gratieverzoek in en op 22 april 1870 bleken de betrokken autoriteiten eenstemmig van oordeel, dat het vroegere onbesproken gedrag van de veroordeelde, zo wel als de omstandigheden waaronder de misdaad was gepleegd aanleiding gaven tot kwijtschelding van de doodstraf. Vier dagen later verleende koning Willem III aan Henricus Josephus Johannes Mokcaarts die kwijtschelding. Daarvoor in de plaats kreeg hij twintig jaar tuchthuisstraf opgelegd, die hij moest uitzitten in Blokhuispoort, het huis van opsluiting en tuchtiging te Leeuwarden. Wegens goed gedrag kwam Henricus in 1889 vervroegd vrij.

Na zijn vrijlating begon een zwerftocht door het land en werd hij wegens bedelarij enkele malen opgepakt en in het ‘gesticht Veenhuizen’ geplaatst, waar men overigens steeds goed te spreken was over zijn gedrag. In 1905 vestigde Mokcaarts zich in Amsterdam, alwaar hij op 15 februari 1914 overleed in het Stedelijk Mannen Armenhuis. Tweeënhalf jaar later, op 10 augustus 1916, overleed in Waalwijk op 84-jarige leeftijd zijn eens zo geliefde Anna Stada.

Appendix

Bronnen


Marius van Loon, ‘Moord bij C62,’ De Klopkei, (38e jaargang, 1e kwartaal 2014).

Externe link

Zie voor de volledige biografie ‘Henricus Josephus Johannes Mokcaarts. Zijn levensgeschiedenis van wieg tot graf’ de website van Blokhuispoort.

Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen