Franciscus Adrianus Hensen

Uit WaalwijkWiki
Versie door Inekevandenhoudt (Overleg | bijdragen) op 2 apr 2015 om 20:07

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken


Franciscus Adrianus Hensen
Franciscus Adrianus Hensen (foto met toestemming van de auteur overgenomen uit 'Provinciestad in Oorlogstijd').
Franciscus Adrianus Hensen (foto met toestemming van de auteur overgenomen uit 'Provinciestad in Oorlogstijd').
Persoonsgegevens
Volledige naam Franciscus Adrianus Hensen
Geboren Waalwijk, 28-09-1896
Overleden Berlijn, 05-04-1943
Burgerlijke staat Gehuwd met Cornelia Gerarda Jansen
Overige gegevens
Beroep(en) Lederkoopman
Bijzonderheden overlijden Onthoofd
Laatste adres Waalwijk, Grotestraat 113D
Begraafplaats Gedenksteen op het Nederlands ereveld Lübeck


Franciscus Adrianus Hensen (Waalwijk, 28 september 1896 – Berlijn, 5 april 1943) was een zoon van schoenmaker Petrus Hensen en Petronilla van Riel uit de Tweede Zeine. Hij trouwde op 7 september 1926 te Loon op Zand met Cornelia Gerarda Jansen en verdiende de kost als koopman in leder.

Franciscus Hensen is aanvankelijk een aantal jaren werkzaam als bedrijfsleider in de schoenindustrie, werkt daarna anderhalf jaar in Durban (Zuid Afrika) en is in 1924 weer terug in Waalwijk. Hij krijgt een uitkering omdat hij op dat moment zonder werk zit. Dan begint hij voor zichzelf in leerafval te handelen en verhuist, eerst naar Nijmegen en dan naar Arnhem. Hij leidt een onopvallend en rustig bestaan.

Dat verandert in 1935. [1] In dat jaar vraagt A.J.J. Vrinten, een neef van zijn vrouw, of hij hem niet een plezier wil doen. Hij moet brieven die hij uit het buitenland zal ontvangen, ongeopend in een nieuwe enveloppe naar Vrinten sturen. Hensen stemt hier mee in en minstens drie keer stuurt hij een brief door, vermoedelijk zonder precies te weten waar het om gaat.

Op een dag in september 1935 staat Vrinten ineens op de stoep. Hij heeft een lang onderhoud met Hensen waarin hij hem vertelt dat hij een inlichtingenbureau heeft voor de Nederlandse regering dat tot doel heeft zoveel mogelijk informatie in Duitsland te vergaren. Hensen zou hierbij een rol kunnen spelen door personen te zoeken die in Duitsland werkzaam zijn en mee willen helpen inlichtingen te verzamelen. Het is voor een goede zaak. Hensen stemt ook hier mee in. Hij krijgt de volgende aanwijzingen van Vrinten: hij moet van alle kandidaten een foto en een korte levensbeschrijving opsturen naar Vrinten. Deze zal dan wel nadere opdrachten verstrekken en de kandidaten ‘screenen.’ In het geval iemand Hensen vraagt naar het wie en het hoe, dan moet hij die vragen afwimpelen en de vragensteller doorverwijzen naar Vrinten, zonder overigens diens naam te noemen, natuurlijk. Vrinten gebruikt trouwens meestal toch een schuilnaam. Nu eens heet hij De Jong, dan weer Lehmann, Zwaart of Jost. Wat Vrinten duidelijk maakt is dat hij in werkelijkheid niet voor de Nederlandse, maar voor de Britse overheid werkt. Vrinten, die uit Kaatsheuvel afkomstig is, heeft in Rotterdam een agentuur- en commissiehandel, Zaal & Co. In feite is dit bedrijf niets anders dan een nevenbureau van het Passport Control Office. Achter die onschuldige naam gaat het Nederlands bureau schuil van de Secret Intelligence Service (SIS), de Engelse geheime dienst, die geleid wordt door majoor R.H. Stevens. Hensen wordt dus gevraagd spionnen te werven voor de Britten. Na de arrestatie van Stevens bij het roemruchte Venlo-incident komt er geen einde aan het werk. In totaal worden ongeveer dertig personen door de Waalwijkse leerhandelaar voor het inlichtingenwerk geworven. Dat is veel. Toch moet men zich van de spionage-activiteiten van sommige lieden niet al te veel voorstellen. Wie de processtukken doorleest weet niet of hij moet lachen of huilen over zoveel onnozelheid en bedrog. Soms wordt gerapporteerd dat een complete Duitse vloot een of andere vissershaven is binnengevaren, dan weer worden aantallen tanks gesignaleerd die Duitsland jaren laten nog niet zou bezitten. Reisvergoedingen worden door sommigen gebruik om in Duitsland werk te zoeken, bij familie langs te gaan of gewoon een korte vakantie te nemen. [2]

Tenminste één dubbelspion bevindt zich onder de mannen, Gerhard Bisseling uit Emmerich. Hij zal Hensen nog in een lastig parket brengen. Wat gebeurt er namelijk? Bisseling is een oude buurman van Hensen en is aanvankelijk bereid diens spel mee te spelen. Gewaarschuwd door een brief van Hensens vrouw Corry, besluit hij al in 1936 ermee op te houden. Begin 1940 evenwel zoekt Hensen zelf contact met Bisseling, die op dat moment, zoals gezegd, zijn aktiviteiten heeft gestaakt en in Utrecht woont. Hensen nodigt hem uit voor een bezoek en vraagt Bisseling dan of hij bereid is hem aan informatie te helpen over de Utrechtse vestingen. Bisseling zegt akkoord te gaan, ze zijn immers oude bekenden. Vrinten is niet lang daarna bij Hensen op bezoek, leest de brief van Bisseling en wijst Hensen op zijn burgerplicht, namelijk de Duitser aan te geven bij de Nederlandse politie. Op aanwijzing van Vrinten nodigt Hensen zijn Duitse vriend opnieuw uit om langs te komen. Bisseling vertrouwt de zaak niet helemaal en wil dat de ontmoeting plaatsvindt in Waalwijk. De datum: 6 april 1940. In de wachtkamer van het Waalwijkse station laat Hensen zich informeren over Bisselings opdracht. Gevolgd door Nederlandse rechercheurs stappen beide mannen in de trein naar Den Bosch. Daar moeten ze overstappen in de trein naar Utrecht. Voor het zover is wordt Bisseling door de politiemensen gearresteerd. Hij wordt in de gevangenis in Den Bosch opgesloten. Hier wordt hij door de Duitse politie op 6 juli vrijgelaten, na precies drie maanden.

Op de dag van de Duitse inval slaat Vrinten op de vlucht, zijn complete kaartsysteem achterlatend. Schuld hiervan is in de eerste plaats Vrinten zelf. Zijn naaste mederwerker, F.A. van Koutrik, wil de spullen wel ophalen maar wordt door Vrinten bedreigd. Die 10de mei heeft Vrinten zo’n haast het vege lijf te redden dat de documentatie vergeten wordt. Met het personeel van het Engels consulaat en andere medewerkers gaat hij aan boord van de ‘Malines,’ een oud schip van de Harwich-line. Men vindt het blijkbaar niet meer nodig Hensen en anderen te waarschuwen. Op 7 oktober 1940 wordt Hensen gearresteerd; hij woont op dat moment met vrouw en drie zoons bij zijn ouders in de Tweede Zeine. Hij wordt meegenomen naar de strafgevangenis in Scheveningen, het zogenoemde ‘Oranje-hotel.’ Daar wordt hij vaak en hardhandig verhoord, maar laat volgens de familie niets los. In een pension in Kaatsheuvel heeft de toch wel zeer nonchalante Vrinten twee koffers achtergelaten met de complete boekhouding van alle gemaakte kosten en betalingen! Dat zal veel mensen het leven kosten.

Na enige tijd wordt Hensen overgebracht naar Keulen waar hij aan nieuwe verhoren wordt onderworpen. In oktober 1942 tenslotte verhuist hij naar de strafgevangenis in Charlottenburg, Berlijn voor het proces tegen hem en zeven anderen. President van de rechtbank is Dr. Greulich, die zijn naam eer aan zal doen. Hij wordt bijgestaan door drie rechters, waarvan twee een hoge rang bij de SA bekleden. [3]

Tijdens het proces reconstrueert de Duitse rechtbank de hierboven beschreven gang van zaken. Hensen blijft uiteraard volhouden dat hij nooit heeft geweten dat het om militair inlichtingenwerk ging. Hij dacht dat hij voor de Nederlandse overheid werkte en dat diezelfde overheid alleen maar Nederlanders in Duitsland in de gaten hield. Hensens advokaat, Burger uit Keulen, wijst erop dat Hensen nooit of te nummer een bijeenkomst heeft bijgewoond met Britse agenten. Logisch dat hij dacht dat hij voor Nederland werkte. Het oordeel van de rechtbank is kort maar krachtig: ‘Diese Verteidigung Hensens ist unwahr. ‘ Het lijkt de rechters uitgesloten dat Hensen, die immers Vrinten als zeer lang kende, nooit te horen heeft gekregen wat voor werk hij nu precies deed. Getuigenverklaringen wijzen trouwens in een andere richting. Bovendien hebben zij vastgesteld, dat Hensen, toen hij op 2 maart 1938 door de Nederlandse politie werd verhoord, ontkende Vrinten te kennen. Waarom zou hij dit doen als hij meende dat zij beiden voor de Nederlandse regering werkten? Het interesseert de rechtbank trouwens weinig voor wie hij dacht te werken aangezien zijn enige doel ‘Gewinnung deutscher Staatsgeheimenisse’ was. Het wordt Hensen ook zeer kwalijk genomen dat hij Bisseling bij de Nederlandse politie heeft aangegeven. Zijn verweer dat Bisseling vermoedelijk allang werd geschaduwd, wordt evenmin geloofd: ‘Seine Verteidigung ist () wiederlegt.’ In dit geval liep door Hensens handelen niet alleen Bisseling gevaar, maar ook het ‘Reichswohl,’ wat veel ernstiger is, omdat dit gelijk staat aan ‘Landesverrat’. Dit zal voor het uiteindelijke vonnis grote gevolgen hebben.

Dan volgt op 27 november uitspreek van de rechtbank. Weliswaar zou Hensen levenslang kunnen krijgen, omdat hij buitenlander is, maar: ‘Der Landesverrat ist während des gegenwärtiges Krieges begangen.’ (Dat slaat dus op de kwestie Bisseling) Hensen wordt afgeschilderd als een egoïstisch en onbetrouwbaar persoon. In dat geval moet in het belang van het Rijk ook tegen buitenlanders de hoogste straf worden geëist. Wie daden bedrijft zoals Hensen heeft gedaan, kan: ‘dafür nur die Todesstrafe erwarten.‘ Hensen wordt ter dood veroordeeld. Van de zeven anderen worden er drie veroordeeld tot vijf, één tot vier en twee tot drie jaar gevangenisstraf. Eén wordt vrijgesproken. Het verschil tussen de doodstraf en gevangenisstraf (lees: concentratiekamp) is in het Derde Rijk overigens vooral theoretisch. Dat blijkt ook wel, want vier van de andere veroordeelden overleven de oorlog ook niet. Tevergeefs probeert de echtgenote van Hensen haar man vrij te pleiten, zelfs een bezoek aan Mussert helpt niet. In de laatste brief aan zijn vrouw schrijft Hensen: ‘Hedenavond word ik onthoofd. Ik heb geen genade van de Führer gekregen.’ Hedenavond is 5 april 1943. Een paar weken later ontvangt burgemeester Moonen het bericht van de terechtstelling.

Franciscus Adrianus Hensen werd 46 jaar.


Inhoud

Appendix

Bronnen


Voetnoten


  1. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, II, 76-80; III, 148-149; RIOD, Doc II, map 870 en CDI, map 215.
  2. J.Didden kan desondanks de conclusie van dr. De Jong dat het totaal een weinig verheffend beeld geeft, niet onderschrijven. Enkele zogenaamde spionnen zijn avonturiers en geldwolven, wat ze later, voor de Duitse rechters, ook toegeven in de hoop het vege lijf te redden. Anderen, zijn oprechte vaderlanders en ant-nazi, zie Koninkrijk, II, 77.
  3. Volksgerichtrat Müller en SA-Gruppenführers Burge en Köglmaier.

Externe links


Slachtofferregister Oorlogsgravenstichting

Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen