Eduardus Constantinus Josephus Moonen

Uit WaalwijkWiki
Versie door Inekevandenhoudt (Overleg | bijdragen) op 18 jan 2017 om 23:52

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
Eduardus C.J. Moonen
Collectie GAW, fotonr. 10471
Collectie GAW, fotonr. 10471
Persoonsgegevens
Volledige naam Eduardus Constantinus Josephus Moonen
Geboren Strijp, 24-06-1876
Overleden Waalwijk, 06-09-1944
Burgerlijke staat Gehuwd met Henriëtte Antonette Christine Sassen
Overige gegevens
Beroep(en) Burgemeester
Bijzonderheden overlijden Executie
Laatste adres Waalwijk, Raadhuisplein 7
Begraafplaats R.K. Begraafplaats St. Jan Baptist Waalwijk

Eduardus Constantinus Josephus Moonen (Strijp, 24 juni 1876 – Waalwijk, 6 september 1944) was gehuwd met Henriëtte Antonette Christine Sassen. Hij was burgemeester van Waalwijk van 1 maart 1924 (K.B. 12 februari 1924, nr. 12) tot 1 februari 1944 en vervolgens van 19 mei 1944 tot 6 september 1944 waarnemend burgemeester. Van 1924 tot 1933 was hij daarnaast plaatsvervangend kantonrechter.

Inhoud

Burgemeester

Moonen startte zijn carrière in 1901 als tweede luitenant der infanterie en sloot zijn militaire loopbaan af als kapitein-adjudant te Breda. Vanuit deze rang werd hij vrij onverwacht benoemd tot burgemeester van Waalwijk. Hij was toen 48 jaar.

Bij de inhuldiging sprak Moonen de volgende woorden, waarin hij zijn beleid kenbaar maakte: ‘Het ligt zoo geheel in de lijn van mijn streven een goed burgemeester te zijn voor allen, zonder uitzondering voor de geheele bevolking van Waalwijk’ en ‘aan die bron (zijn hart, J.R.) zal ik de kracht ontleenen om ook onder moeilijke omstandigheden getrouw te blijven aan de leuze die ik tot de mijne wille maken: alles voor allen.’

Hij werd de bindende kracht die aan de drieëenheid van de in 1922 samengevoegde plaatsen vorm trachtte te geven. Een uiting daarvan was de wijze waarop zijn twaalf en een halfjarig burgemeesterschap werd gevierd. De gehele Waalwijkse bevolking, verenigingen en instellingen uit Baardwijk, Waalwijk en Besoijen waren present om hun burgervader te eren.

Moonens ambtsperiode kenmerkte zich door meer diepte- dan hoogtepunten. Grote werkloosheid in vooral de schoen- en lederindustrie stelde de gemeente voor zorgen. Steunregelingen werden ingesteld. Het schoenenwetje bracht enige verlichting. Het tekort aan woningen steeg en krotwoningen waren groot in aantal. Er kwam een ontwikkelingsplan voor het gebied tussen Grotestraat en spoorlijn. De St. Crispijnstraat e.o. werd aangelegd, evenals de Besoijensche Steeg. De achterstand aan publieke voorzieningen te Baardwijk werd aangepakt. Een openbaar slachthuis kwam tot stand. De havenplannen werden doorgezet en door Moonens overredingskracht werd de bouw van het nieuwe stadhuis aan Kropholler opgedragen en uitgevoerd.

Dat hij zijn inhuldigingsrede gestand wilde doen, bleek bij het afscheid van een wethouder in 1926 waarbij hij wees op de instelling die raadsleden dienden te hebben, namelijk het eigen belang ondergeschikt te doen zijn aan het gemeentelijk belang. Onvervalste burgerzin is, zo stelde hij, de enige basis waarop een onpartijdige behandeling der openbare zaak kan en mag steunen. Kennelijk leefden andere opvattingen tijdens zijn ambtsperiode. Voor hem gold ‘omnibus idem’ (voor eenieder hetzelfde).

Per 15 april 1924 werd Moonen benoemd tot plaatsvervangend kantonrechter. Als gevolg van de opheffing van het Waalwijkse kantongerecht werd hij per 1 januari 1934 eervol uit dit ambt ontheven.

Voor grote gewetensbeslissingen stond hij, hij kon niet meer steunen op de raad, in de oorlogsjaren bij de uitvoering van de door de bezetter opgelegde maatregelen. Als Moonen in februari 1944 met pensioen gaat, wordt hij enkele maanden later weer geroepen het ambt waar te nemen, daar zijn plaatsvervangers (de wethouders) wegens ziekte en drukke werkzaamheden niet beschikbaar waren en een NSB'er in die tijd kennelijk niet meer op de voorgrond wilde treden.

Op 6 september stierf hij voor het vuurpeloton van Nederlandse SS'ers. Zijn eervol ontslag hem door de bezetter in februari 1944 verleend, werd omgezet in een eervol ontslag bij K.B.

Oorlogsslachtoffer

Burgemeester Moonen was vroeg uit de veren op woendag 6 september 1944. Net als de meeste mensen vroeg hij zich af waar de bevrijders waren; de berichten over hun opmars waren nogal tegenstrijdig. Hij wandelde op en neer voor het gemeentehuis en klampte twee verzetslieden aan die helaas even weinig wisten als hij. Rond negen uur liep Moonen het gemeentehuis binnen, kort daarna gevolgd door twee vrouwen die hem wilden spreken. De tragedie was begonnen.

De vorige dag was een aantal NSB’ers en Landwachters gearresteerd. De ene vrouw was getrouwd, de andere verloofd met een Landwachter. Zij maakten zich natuurlijk grote zorgen over de twee mannen. Zij hadden immers ook de verhalen gehoord over wat er zou gebeuren met de ‘landverraders’ en zij vreesden het ergste. Zij wendden zich tot burgemeester Moonen, maar die kon hen niet verder helpen (de twee waren samen met tien anderen opgesloten in Sprang). Teleurgesteld liepen de vrouwen weer naar buiten. Het was inmiddels half tien geworden.

Gecamoufleerde voertuigen reden Waalwijk binnen. Het was de voorhoede van de Landstorm Nederland. Dit bataljon Nederlandse SS’ers, het kader was voor een groot deel Duits, was op weg naar het front bij Antwerpen. De SS’ers waren in een grimmige stemming. Woedend over de vlaggen die ze onderweg zagen, hadden ze in Vlijmen op een menigte geschoten en daarbij drie mensen gedood, waaronder een jongetje van amper zeven.

Ook in Waalwijk hingen overal vlaggen en de SS’ers stopten bij het stadhuis om die te laten verwijderen. Daar stapten juist de twee vrouwen naar buiten. Ze klampten de eerste Nederlandse officier die ze zagen aan en deden hun verhaal. De SS’er beloofde hen te helpen. Hij stormde met getrokken pistool de kamer van de burgemeester binnen en eiste dat de vlaggen werden binnengehaald en de twee mannen teruggegeven aan hun vrouwen. Aan dat eerste kon Moonen wel iets doen, aan het tweede niet. De Nederlandse officier wachtte een poosje tot de meeste vlaggen waren binnengehaald en wilde toen weer wegrijden, want hij zag ook wel in dat de burgemeester met de ontvoering niets te maken had. Op dat moment arriveerde zijn superieur, Hauptsturmführer Maasz. Ook bij hem deden de vrouwen hun beklag.

Maasz had een heel ander karakter dan zijn collega. Hij was een typische arrogante nazi voor wie een mensenleven weinig waard was. Een paar dagen daarvoor had hij nog een soldaat dood laten schieten omdat die wat benzine had gestolen. Hij beloofde de vrouwen dat hij het varkentje wel eens even zou wassen. Hij stapte op Moonen af, die naar buiten was gekomen en eiste de teruggave van de landwachters. Protesten wuifde hij weg: Moonen was immers burgemeester, hij moest maar weten waar de twee zaten. Hij gaf Moonen een half uur de tijd om de mannen te vinden. De burgemeester ging naar binnen en belde de leider van de Waalwijkse OD om raad. Maar ook die wist niet waar de landwachters zaten.

Het geduld van Maasz begon op te raken. Hij vroeg de vrouwen of ze niet meer wisten over de ontvoering. ‘Jawel,’ zei een van hen, ‘er was ook een jongen van Hoffmans bij.’ Daarop trokken de SS’ers naar het huis van de familie Hoffmans, dat was aangewezen door de vrouwen. Daar sleurden ze de 25-jarige Vincent en zijn 18 jaar oude broer Joop het huis uit. Helaas hadden de vrouwen het mis gehad. Een neef van de twee broers was betrokken bij de ontvoering, de broers waren echter geheel onschuldig en wisten dan ook niet waar de landwachters waren. Dat interesseerde Maasz niets. Hij zette de jongens en de burgemeester onder de lantaarn in het midden van het Raadhuisplein. Het was intussen half twaalf geworden. Maasz stelde een ultimatum: hij zou tot één uur wachten, dan moesten de verdwenen landwachters terug zijn. Zo niet, dan zouden de drie worden doodgeschoten.

Een half uur later begonnen de SS’ers zogenaamd voorbereidingen te treffen voor de executie, vermoedelijk om de drie mannen angst aan te jagen. Vincent kreeg het nu echt benauwd en zei tegen de SS’ers dat hij gehoord had dat de ontvoerde mannen ergens in de gemeente Sprang-Capelle zaten; waar wist hij niet. Maasz stuurde een auto, met Vincent als gids, naar Sprang. Die keerde na een half uur onverrichterzake weer terug in Waalwijk. Toen moest nog een vierde persoon onder de lantaarn gaan staan, dokter Piet Lenglet. Lenglet had van een agent gehoord dat de landwachters misschien vrij zouden worden gelaten en hij gaf dat bericht door aan Maasz. Toen er niets gebeurde, wilde Maasz weten van wie hij dat gehoord had. Lenglet wilde zijn bron niet verraden en voor straf werd hij bij de anderen gezet. Het was ongeveer kwart voor een.

De klok tikte onverbiddelijk verder. De najaarszon brandde ongenadig op de hoofden van de vier wachtende mannen: dokter Lenglet, met een van angst vertrokken gezicht; Vincent Hoffmans, schijnbaar onbewogen; zijn broer Joop met zijn handen lusteloos langs zijn lichaam hangend en burgemeester Moonen, de oud-officier, kaarsrecht en met opgeheven hoofd. Het ultimatum was verstreken, maar blijkbaar zat het Maasz toch ook niet echt lekker, want de tijd verstreek zonder dat er iets gebeurde. Burgemeester Moonen pleitte opnieuw voor de drie anderen. Hij wees erop dat dokter Lenglet, als leider van een Rode Kruisploeg, door het internationale recht werd beschermd. Maasz zwichtte uiteindelijk en liet Lenglet gaan. Het was kwart over een.

Het geduld van Maasz was nu echt op. Opnieuw na lang aandringen van Moonen, mocht er een priester bij komen. Deken Heezemans probeerde de drie ter dood veroordeelden wat moed in te praten. Vooral Joop, de jongste, had het erg moeilijk. Hij probeerde zich vast te klampen aan de priester. Toen klonk het gevreesde bevel: ‘Vooruit, het is tijd.’

Omdat de vrouw van burgemeester Moonen voor het raam van de woning aan het Raadhuisplein alles kon volgen vroeg Moonen als laatste gunst om de executie achter het gemeentehuis te laten plaatsvinden. Maasz stemde daarin toe. Samen met twee Nederlandse SS’ers begeleidde hij de drie mannen naar de plaats van executie. De drie Waalwijkers moesten naast elkaar gaan staan, met het gezicht naar de muur van het gemeentehuis. De twee SS’ers pakten hun wapen op. Toen gilde Maasz: ‘Feuer’ en de machinepistolen knetterden. Het was precies zeven minuten over half twee.

De twee onderofficieren bleken slechte schutters te zijn en pas na een genadeschot waren de burgemeester en Joop dood. Vincent overleefde als door een wonder de executie en het genadeschot. Terwijl deken Heezemans, die had gezien dat het genadeschot zijn doel miste, de SS’ers afleidde wist hij overeind te krabbelen en weg te rennen. Hij werd opgepikt en naar ’s-Hertogenbosch gebracht waar een operatie hem uiteindelijk het leven redde.

Afbeeldingen

Voorganger:
Theodorus Lodewijk Daniël de Surmont de Bas Smeele
Burgemeester van Waalwijk
1924 - 1944
Opvolger:
Reinier J.T. van der Heijden

Appendix

Bronnen


  • De oorspronkelijke tekst van het gedeelte van dit artikel over Moonens burgemeesterschap is met toestemming van auteur Jan Rosendaal overgenomen uit: 'Honderdtachtig jaar burgemeesters in Waalwijk, Baardwijk en Besoijen', De Klopkei (14e jaargang, 3e kwartaal 1990) blz. 29.
  • De Echo van het Zuiden, 12 april 1924 en 16 december 1933.
  • Jack Didden en Jan L.G. van Oudheusden, Waalwijk en de wereldoorlog (Waalwijk 1994) blz. 39-41.

Externe links


Persoonlijke instellingen
Naamruimten

Varianten
Handelingen
Navigatie
Categorieën
Hulpmiddelen